Paard in de mist
De Grote Lijster die me deze ochtend wakker floot, zie ik enkele uren later op het gras rondhuppelen. Na elke kleine sprong rust hij even om te kijken wat er rondom gebeurt. Zijn bewegingen volgen hetzelfde ritme als zijn zang. Hij fluit compacte strofes en pauzeert kort om nabije geluiden te kunnen horen.
Volgen de bewegingen van de lijster het ritme van zijn zang? Of andersom, fluit de vogel op de maat van zijn stap? Of geen van beide? Naar welke stem luistert de vogel?
* * *
Ik had ze niet zien aankomen, de ruiters te paard. Misschien had ik ze moeten laten voorgaan.
De harde slagen achter me, van hoefijzers op asfalt, spoorden me aan om mijn pas te versnellen.
Af en toe wierp ik een blik over mijn schouders. Ik voelde me wat opgejaagd door de grote dieren.
* * *
De scheuten van de druivelaar waren al zo ver uitgelopen, dat ik ze moest bijsnoeien.
De boom volgt al jaren een parcours dat ik voor hem heb uitgetekend. Wanneer hij onder de dakpannen of in de goot dreigt verloren te lopen, breng ik hem terug op het rechte pad.
* * *
De angst sloeg me om het hart toen ik achter me onverwachts gehinnik, gebries en uitglijdende hoefijzers hoorde. De ruiter probeerde door het aantrekken van de teugels, halsklopjes en geruststellende woorden, het wild rondtrappende, opgeschrikte dier te kalmeren. Misschien had een horzel het paard lastiggevallen? Zo’n groot dier kan zich natuurlijk niet krabben. Een reus bedwongen door een nietig insect.
* * *
Waar het asfalt eindigt en de straat zandweg wordt, bleef ik aan de kant staan. Ik maakte een uitnodigend armgebaar om de man op het zwarte en de vrouw op het bruine ros voor te laten.
Zij glimlachte: “Spijtig, want mijn paard volgde u zo graag.”
* * *
Aan de spoorwegovergang stonden fietsers die de weg kwijt waren.
Ze keken van hun landkaart op toen ik hen mijn diensten grootsprakerig aanbood: “Hebben jullie geluk! Ik ken hier álles!”
* * *
In het zand van de bosweg zag ik de hoefijzersporen van de paarden. Door mijn voet in elk opeenvolgend spoor te plaatsen, volgde ik het ritme van hun stap, zelfs nadat ik hen niet meer kon zien.
* * *
Op het pad langs de gezapig voorbijstromende Tomatenbeek, hoorde ik achter me de fietser aankomen aan wie ik de weg had uitgelegd. Terwijl hij me passeerde legde hij uit dat hij de weg verder kende, dat hij hier nog geweest was: “Jaja, ik beken mij hier.”
* * *
Ik ben in geen weken in het bos geweest. Mijn dagelijkse wandeling begon als een verplichting op me te wegen. Een mens is geen robot, hij heeft de vrijheid om zijn eigen programma te herschrijven.
Ik was vandaag terug in het bos, enkel omdat ik er zin in had.
* * *
Op de terugweg merkte ik dat de hoefijzersporen nog steeds in het zand stonden. Ze wezen nu de verkeerde richting uit.
Ik volgde de paardenstappen niet, maar vond zelf mijn weg terug.
* * *
Naarmate ik mezelf naar de slotregels schrijf, klopt het einde dat ik eerst voor dit stukje had bedacht niet meer. Ik zit vast, ben het spoor bijster – ik ‘beken’ mij hier. Ik volgde achtereenvolgens de zang van de lijster, de sporen van de paarden en het water van de beek, maar nu ben ik in de mist beland. Het is wachten tot de wind de nevels wegblaast voor ik verder kan.
* * *
Een wit paardje verschijnt uit de mist verdwijnt in de mist
Abbas Kiarostami (1940-2016) ‘Walking with the Wind’, p.17
* * *
‘Het veulen in de mist’ is het openingsgedicht van de poëziebundel van Kiarostami. Ik had het voor deze column klaarliggen, maar merkte dan dat het niet meer bij het verhaal paste. ‘Gelukkig’ was ik daarnet het spoor kwijt – in de mist. Alles valt nu op zijn plaats! Voor het eerst begrijp ik de titel van deze dichtbundel – ‘Wandelen met de Wind’. De mens is een paard in de mist, tot hij de stem van de Wind volgt.
Good luck en tot ziens.
Uw trouwe dienaar, FB