Op bezoek bij Ronny Van Geneugden in Malawi, een van de armste landen ter wereld
BLANTYRE - Toen oud-voetballer Ronny Van Geneugden (48) de kans kreeg om bondscoach van Malawi te worden, deed hij exact hetzelfde als wij: zijn computer opstarten en opzoeken waar dat land eigenlijk ligt. Met zijn vrouw Veerle verhuisde hij naar een van de minst bekende landen uit Afrika, een van de armste ook. Maar tien weken later prijzen de Genkenaren zich gelukkig: “We zijn hier met ons gat in de boter gevallen, naar Afrikaanse normen.” “Blijkbaar zijn wij toch minder honkvaste Limburgers dan we zelf dachten”, constateert Veerle, de echtgenote van Ronny Van Geneugden. De twee komen allebei uit Waterschei en hebben heel hun leven in Genk gewoond. In vogelvlucht is het bronsgroen eikenhout zo’n 8.000 kilometer hier vandaan, met het vliegtuig ben je toch al gauw 24 uur aan het reizen. Van Geneugden: “Ik heb gevoetbald in Lokeren en ben trainer geweest in Beveren, maar altijd ben ik thuis in Genk gaan slapen. We dachten dat we honkvast waren. Maar dan kwam Cyprus, en nu wonen we in Malawi. Op een bepaald moment heb ik een knop omgedraaid: als je kiest voor het trainerschap, moet je open staan voor avontuur. Dan moet je dat Limburgse gevoel van eigen huisje en tuintje loslaten. Want er zijn nu eenmaal meer trainers dan clubs.”
Jij hebt het voetbal, maar hoe heb je je echtgenote kunnen overtuigen?
“Veerle is altijd heel duidelijk geweest: ze heeft zich altijd weggecijferd voor mijn carrière en de opvoeding van onze zoon. Maar we hebben ook altijd gezegd: áls we naar het buitenland gaan, dan gaan we samen. We zitten nu in de juiste leeftijd, dit zijn de jaren zonder familiale verplichtingen. Onze zoon Yannick is er 23 en doet het goed: hij heeft vast werk, voetbalt in eerste provinciale bij Herk FC en kan zijn plan trekken. En er zijn nog geen kleinkinderen.”
Waren jullie al ooit in Afrika geweest?
“Nooit, maar ik ben in zekere zin wel met Afrika opgegroeid. Ik heb langs moederszijde een nonk die na zijn ingenieursstudies in zijn eentje is vertrokken naar ZuidAfrika. Twee keer per jaar kwam hij af en hoorde ik zijn fantastische verhalen over Afrika. Ik heb altijd een drang gevoeld om hem eens te bezoeken. Mijn zus heeft het gedaan, ik heb de kans niet gehad: op 46-jarige leeftijd is hij al overleden.”
Hoe kom je dan in Malawi terecht?
“Via een agent was ik kandidaat bij een Zuid-Afrikaanse topclub. Dat is uitgelekt in de Afrikaanse pers en zo is de interesse gewekt van twee landen, waaronder Malawi. Ik had al met de jeugd en met eerste elftallen gewerkt en ik had al een buitenlandse ervaring opgedaan in Cyprus, maar het bondscoach-schap ontbrak nog op mijn cv. Na de successen van Hugo Broos (Afrikaans kampioen met Kameroen, nvdr.) en Eric Gerets had ik het gevoel dat de Belgische markt wel ging aanslaan.”
Hoe kwam de bondstop bij jou terecht?
“De verantwoordelijken zijn bijna allemaal ex-spelers die willen dat heel het land anders gaat voetballen. Geen lange ballen meer, maar een verzorgde opbouw. Om dat van hoog tot laag in te voeren zochten ze iemand die niet alleen het eerste elftal zou trainen, maar ook de coaches en de jeugd wou begeleiden. Ik had al iets soortgelijks gedaan, want in het opstarten van de jeugdopleiding van Genk ben ik toch een bepalende factor geweest, en daar zijn grote namen uit voortgekomen. Het succes van onze jeugdopleidingen doet onze Belgische trainers goed.”
Als je heel het voetbal moet hervormen, kan je tussen de interlands niet naar België?
“Dat was nooit mijn bedoeling. Ik heb aangedrongen om zo snel mogelijk een huis te vinden en een thuis te creëren. Dat heeft hen overtuigd. Ik wil hier iets op poten zetten. Als ik vertrek - verplicht of uit eigen beweging - moeten ze zeggen dat ik mijn stempel gedrukt heb. Ik heb de supervisie over alle nationale jeugdelftallen en heb mijn drie assistenten verantwoordelijk gemaakt voor een van de jeugdploegen: de U20, U17 en U15. Dezelfde trainingen die ik aan de nationale ploeg geef, geven zij aan de jeugdelftallen. Verder doorkruis ik elk weekend het land naar plaatsen waar nog nooit een bondscoach geweest was. Mijn voorgangers waren nooit buiten Lilongwe of Blantyre geweest. Naar het noorden is het tien uur rijden, maar ik ga daar matchen bekijken en praten met de lokale mensen, om daar de nieuwe filosofie uit te leggen.”
Is die hier dan zo revolutionair?
“Veel clubs kennen hier alleen de lange bal naar voor, en zo speelde de nationale ploeg ook. Tegen de Comoren hebben we al voetballend gewonnen. Dat er van achter opgebouwd werd, en dat ze eventueel terug naar achter speelden als er vooraan geen opening was, dat hadden ze hier nog nooit gezien. Je moet weten: als je in de lokale competitie de bal vier passes binnen je team houdt, worden ze al gek in de tribunes. Het voetbal is hier dikwijls als tennis: lange bal in de ene richting, lange bal in de andere richting. Maar daar is ook een reden voor: de velden zijn écht slecht. Als je een pass van twintig meter over de grond geeft, springt de bal soms anderhalve meter de lucht in. In eerste klasse he! Om maar te zeggen dat een filosofie op papier zetten nog iets anders is dan hem in praktijk doorvoeren.”
De topclubs zullen toch wel goede velden hebben?
“Geen enkele club heeft hier een eigen stadion. Ze spelen hun matchen afwisselend bij een van de lokale suikerfabrieken. Een wedstrijd in eigen huis bestaat niet. Die stadions hebben geen kleedkamers. Bij topmatch in de hoogste klasse zitten de spelers tijdens de rust gewoon op het veld. Ze douchen zich ook niet na een match. Als een ploeg naar het noorden moet, spelen ze zaterdag én zondag een match, zodat ze maar één keer moeten rijden. Sommige van mijn jongens speelden de dag na de interland alweer in de competitie. En die geven gas, he. Als iemand zich blesseert, loopt de keeperstrainer er met een flesje water en een spons naar toe. Hij staat op, stampt eens in de grond en speelt door. Ze zijn hier van beton. Maar wat wil je? Er zijn kinderen die dagelijks 2,5 uur wandelen naar school. Als je dat van kleinsaf doet, word je sterk.”
Een ploegdokter kennen ze dus ook al niet?
“Zelfs geen kinesisten. De nationale ploeg had één ploegarts, maar niemand wist met zekerheid of die wel een gediplomeerd dok-
Nu kunnen we dit doen, want dit zijn de jaren zonder familiale verplichtingen: onze zoon is 23 en zelfstandig, en we hebben nog geen kleinkinderen
Ronny VAN GENEUGDEN
ter was. Ik heb hem vervangen door twee kinesisten. Naar de matchen komt er wel een dokter, voor het geval er iemand genaaid moet worden. Ik wil ook dat alle spelers van de nationale ploeg langs een tandarts gaan, omdat een tandontsteking een effect op heel je lichaam heeft. Maar dat krijg je er hier niet in.”
Voetbaltrainers zijn controlefreaks, maar hier moet je wellicht toegevingen doen?
“Aanvankelijk liepen twee dingen fout. Eén: de tijd. Als je om negen uur afspreekt, komen ze aan tegen kwart voor tien. Zelfs de voorzitter van de federatie. Als je vraagt hoe lang we nog moeten rijden, zeggen ze 20 minuten, maar dat wordt uiteindelijk anderhalf uur. En twee: ze kunnen niet nee zeggen. Men heeft schrik om iemand te ontgoochelen. In mijn eerste toespraak voor de groep heb ik dat aangekaart. ‘Jongens, jullie willen allemaal graag in Europa spelen. Jullie hebben nu een trainer uit Europa, gebruik die om te zorgen dat jullie voorbereid zijn, als de kans ooit komt.’ Wel: als de training om tien uur begint, staat iedereen nu klaar om kwart voor tien. Mijn assistenten heb ik al zover dat ze me tenminste een sms sturen als ze te laat komen. Het is een teken dat we echt wel wíllen. Je ziet heel veel enthousiasme, heel veel adrenaline, heel veel goodwill. Velen dromen ervan om voetballer te worden om voor hun familie iets te betekenen in het leven. Een basisloon is hier 25 euro per maand. De meesten zitten rond de 150 euro. Maar een profvoetballer verdient er 350. Vier van mijn mannen voetballen in Zuid-Afrika, het walhalla van het Afrikaanse voetbal. Daar zijn clubs die betalen zoals Anderlecht en Genk, of zelfs meer. Als die mannen erbij zijn, kunnen we een Belgische club misschien wel aan. Ik heb spelers gezien die de kwaliteit hebben om in Genk te spelen.”
Jullie hebben dus geen spijt van jullie keuze voor Malawi?
“Ik weiger om hier een negatief verhaal van te maken. Het is heel positief.”
Veerle: “We hebben ons heel snel aangepast. Het is aangenaam wonen en heimwee hebben we niet. Soms krijgen we foto’s door van het mooie groene gras in onze tuin, en dat mis je dan wel. Maar Skype en Facetime maken veel goed, je blijft met iedereen in contact.”
Ronny: “De dingen die ik mis, zijn de familie, ons gezin, onze zoon, het thuis zijn, de beestjes in onze tuin. Maar eigenlijk hebben we veel geluk gehad met de keuze voor Malawi, want het blijkt hier een ongelooflijk fantastisch land. Dan heb ik het vooral over de vriendelijkheid. Ik heb misschien duizend keer gehoord ‘welcome to Malawi’. Wij zijn gewoon dat mensen stijf naast elkaar doorlopen, maar hier zegt iedereen goeiedag tegen iedereen. Na de match tegen de Comoren zeiden Veerle en ik tegen elkaar: ‘we gaan toch blij zijn als we thuis zijn’. Toen keken we elkaar aan: we zitten hier zover van Waterschei en toch spreken we al van thuis. Zo honkvast zijn we dus niet meer.”
Ronny Van Geneugden werd bondscoach van Malawi, een van de armste landen van Afrika