Opzegtermijn bij ontslag drijft partijen uit mekaar
Sociaal overleg tussen vakbonden en werkgevers zit muurvast Het sociaal overleg binnen de Groep van Tien zit muurvast. Vooral in het dossier van de opzegtermijn bij ontslag staan werkgevers en vakbonden met getrokken messen tegenover mekaar.
Na het historische loonakkoord in januari hebben de sociale partners de voorbije maanden gepraat over complexe arbeidsmarktdossiers. Dat de werkgeversorganisaties de kortere opzegperiode voor bouwvakkers en houtbewerkers opnieuw willen invoeren, en tegelijk de opzegtermijn tijdens de eerste zes maanden na aanwerving verder willen inkorten, zien de vakbonden als een provocatie. “Het Interprofessioneel Akkoord (IPA) is zo goed als opgeblazen”, briest Unizo-topman Karel van Eetvelt.
“De werkgevers kiezen niet langer voor overleg en wachten liever af tot een welwillende regering hen op hun wenken zal bedienen”, sneren de vakbonden.
Het overleg binnen de Groep van Tien zit muurvast, zozeer zelfs dat de geplande vergadering gisteren werd afgelast. Vooral het dossier over de herinvoering van de verkorte opzegperiode bij ontslag vormt een splijtzwam tussen vakbonden en werkgeversorganisaties. Hoewel het Grondwettelijk Hof die “discriminerende maatregel” heeft vernietigd, willen de werkgevers die opnieuw invoeren in de sectoren bouw, hout-bewerking, diamant, havens en stoffering. Minister van Werk Kris Peeters (CD&V) roept de sociale partners op om opnieuw rond de tafel te gaan zitten. Toch lijkt een afkoelingsperiode nodig want een nieuwe datum is nog niet geprikt. Half januari maakten de sociale partners nog een goede beurt met het sluiten van een nieuw loonakkoord. In dat Interprofessioneel Akkoord 2017-2018 hadden ze zich ook geëngageerd om tegen 30 juni “te onderzoeken welke maatregelen en aanpassingen van de arbeidswetgeving kunnen toelaten om een soepeler organisatie van de arbeid voor de werkgever mogelijk te maken en de balans werk-privéleven en de werkbaarheid in de loopbaan van de werknemer te verbeteren”.
Volgens de vakbonden interpreteren de werkgevers dit engagement als de uitgelezen kans om hun eigen wensen en verzuchtingen erdoor te duwen. De woede bij de christelijke vakbond ACV en het socialistische ABVV is zo groot dat ze het ontwerpakkoord hierover hebben afgeschoten. Een verzoeningsvergadering vorige week dinsdag bracht weinig zoden aan de dijk. “De standpunten liggen dermate ver uit mekaar dat de vergadering van de Groep van Tien van maandagvoormiddag 3 juli werd gecanceld”, klinkt het. Het grote twistpunt is de vraag van de werkgevers om voor de arbeiders in de bouw, diamant, havens, stoffering en houtbewerking opnieuw een verkorte opzegperiode in te voeren. Voor de vakbonden is dit onbespreekbaar, zeker omdat ze in september 2015 van het Grondwettelijk Hof gelijk kregen in hun eis om de aanhoudende discriminatie bij ontslag van bouwvakkers te vernietigen. In zijn arrest stelde het Hof dat alle arbeiders vanaf 1 januari 2018 gelijke rechten bij ontslag krijgen. De vakbonden zien de eis tot herinvoering van de verkorte opzeg door de werkgevers dan ook als een aanmoediging voor de regering om de grondwet te schenden. Ook de verdere inkorting van de opzegtermijnen bij ontslag tijdens de eerste zes maanden na de aanwerving zorgen voor veel wrevel. Die termijnen zijn al erg kort: twee weken voor een werknemer die minder dan drie maanden aan de slag is en ontslagen wordt, vier weken als die werknemer tussen drie en zes maanden actief is. Karel VAN EETVELT
Unizo-topman De vakbonden vinden dit pure provocatie, temeer omdat de werkgevers ver weg blijven van het luik outplacement. Vandaag moet een ontslagen werknemer zelf zijn outplacement betalen (vier weken van zijn opzegvergoeding). Vanaf volgend jaar wordt dat maar liefst een derde van de opzegvergoeding, ook voor ontslagen werknemers die elders al een nieuwe job hebben. De vakbonden vinden dat de werkgeversorganisaties met hun starre houding het wankele evenwicht breken dat in 2013 over de opzegtermijnen van het eenheidsstatuut werd bereikt. De werkgeversorganisaties zijn zozeer misnoegd over de bezwaren van de vakbonden in de twee eerder genoemde dossiers dat ze nu ook het overleg over alternatieven voor de herinvoering van de lagere jeugdlonen opblazen. Daarover waren beide partijen het nochtans eens. Bij de begrotingsopmaak in oktober vorig jaar had de regering beslist dat een 18-jarige nog 82% van het minimumloon (1.531 euro bruto per maand) zou verdienen. Voor een 19-jarige is dat 88% en voor een 20-jarige 94%. De regering stelde dat ze dit verlies aan nettoloon zou compenseren. Maar in de plaats van budget vrij te maken, rekent de regering-Michel nu op een opbrengt van 20 miljoen euro. Werkgevers en vakbonden vinden het niet kunnen dat jongeren in tijden van (technische) arbeidskrapte worden gestraft omdat ze snel aan de slag gaan. daarom besloten ze eerder al om deze jeugdlonen naast zich neer te leggen. Ook dat akkoord staat nu op de helling.
Ik ben ontgoocheld over het onvermogen van de vakbonden om een akkoord uit te voeren. Het vertrouwen is geschonden
Iedereen boos
De werkgevers reageren woedend. Volgens Unizo-topman Karel Van Eetvelt en VBO-tegenhanger Pieter Timmermans is de geloofwaardigheid van de vakbonden aan de onderhandelingstafel “tot nul herleid” en is het IPA zelfs zo goed als opgeblazen. “Als het niet gaat via overleg, wordt alles naar de politiek verschoven. De vakbonden moeten dan achteraf niet janken dat de regering zich op het terrein van de sociale partners begeeft”, klinkt het.
De vakbonden vinden dan weer dat de werkgeversorganisaties niet langer voor overleg kiezen maar “liever afwachten tot een welwillende regering hen op hun wenken zal bedienen, voor deze en veel andere dossiers”.
“Ik kan alleen maar hopen dat het zomerreces de geesten rijpt zodat we na de zomer tot een akkoord kunnen komen”, zegt ACLVBtopman Mario Coppens.