Een zakdoek groot, maar wat een decor
DEEL 7: Journalist Jan Bex
in Escalles
Zelfs al ben je journalist, sommige dingen vertel je beter niet. Hou je liever voor jezelf. Wil je niet te wereldkundig maken. Vanwege veel dierbare herinneringen. Tot die vraag van de hoofdredactie. Welkom in Escalles. ‘t Is een zakdoek groot, er woont geen 300 man en de entree is majestueus. Wie na De Panne de industrie rond Duinkerke en de troosteloze op- en afritcomplexen bij Calais en de Chunnel (waar altijd weer nieuwe jungles sluimeren) passeert, verwacht na exact 300 km rijden vanuit Hasselt niet deze buitengewone schoonheid. Net ben je op de départementale met het nummer 940 vanuit het noordoosten de Cap Blanc Nez opgetuft en daar is die sensatie weer. De kriebel in de buik. Net zoals op de achtbaan vroeger: op de top en dan onvermijdelijk naar beneden. Het moment dat de tijd stilstaat terwijl voor je ogen groen, geel en blauw zweeft. Mijlen- en mijlenver een explosie van kleur en licht. Toch als het helder is. Met in een plooi van de grasgroene-krijtwitte kaap, in de diepte, die schattige rode daken: Escalles. Het heeft altijd weer iets van thuiskomen. Daar beneden, in die boerderij, daar aan het knokige kerkje, is het van Bonjour, monsieur Jean. Bonsoir, madame Cathérine. Telkens weer. Ook in de winter, ook bij een stevige noordwester. Escalles-aan-de-Noordzee heeft werkelijk niets spectaculairs te bieden. Haar twee restaurants zijn echt geen omweg waard. Voor de bakker moet je al naar Wissant, een paar kilometer verderop. Maar wat een decor. Boven je torent de Cap, met als kers op de taart die obelisk bien dressé. Bij klaar weer, zeker in de voormiddag, blinken aan de overkant de tweelingskliffen van Dover. Het echte spektakel is toch voor wie uit de dorpskom de velden intrekt, richting Peuplingues klimt en dan naar zee tuurt: een perfecte blend van lijnen en kleuren, zo mooi dat geen mens ze kan verzinnen.