Hasselaar in hart en nieren
HASSELT
Goede zorgen van zijn familie en elke dag een “tas goei soep”: dat was volgens Albert Kellens het geheim van zijn hoge leeftijd. De bijna-eeuweling, die Hasselt altijd trouw heeft gediend als stadsambtenaar, stierf amper een maand voor zijn honderdste verjaardag. ‘Hij leerde me de eenvoud van het leven waarderen’, zegt zijn kleinzoon Peter. Dat het niet altijd halve levensverhalen of opmerkelijke hobby’s zijn die mensen op deze pagina doen belanden, bewijst de rouwadvertentie van Hasselaar Albert Kellens. Geboren in 1917, overleden in 2017: soms volstaan twee cijfers om de antennes van deze rubriek op scherp te zetten.
Als bijna-eeuweling zag Albert de eerste automobiel rondrijden in Hasselt, danste hij met zijn toekomstige echtgenote op de fancy fairs in Kiewit en deelde hij tijdens de oorlog voedselbonnen uit aan de inwoners van de stad. Hij speelde toneel in de zaal ‘De Ware Vrienden’, beleefde de hoogdagen - en de sluiting - van de mijnen van dichtbij en maakte de aanleg van de Groene én de Blauwe Boulevard mee. En dat allemaal in één leven.
Place m’as-tu-vu
De band tussen Albert en Hasselt was onbreekbaar, ook toen hij hoogbejaard was. “Tot vorig jaar maakte opa elke dag een wandeling door de stad”, zegt zijn kleinzoon Peter. “Dat deed hij omdat hij sinds zijn 95ste niet meer fietste - wat hij ook elke dag had gedaan.” Albert ging het liefst naar het vliegveld in Kiewit omdat hij zijn legerdienst had gedaan bij het grondpersoneel op de luchtmachtbasis in Schaffen. Zelf had hij nooit gevlogen, maar zijn passie voor alles wat met vliegen te maken had, was altijd intact gebleven.
Op zijn tochten vergeleek Albert de plekken die hij zag met hoe ze vroeger waren. “Hij heeft Hasselt zien evolueren van een open riool tot de aangename plek die ze vandaag is”, zegt Peter. “Aan zijn kleinkinderen vertelde hij dat de kleine ring in zijn kindertijd elke zondag veranderde in een soort place m’as-tu-vu waar families in hun zondagskostuum paradeerden.”
Albert werd geboren en groeide op in Runkst, in een gezin waar er al vier dochters waren. Als kind was hij getuige van de metamorfose van Hasselt en Limburg, door de opkomst van treinen, kolen en elektriciteit. De vooruitgang was ook thuis voelbaar: Alberts vader schoolde zich om van machinist bij de buurtspoorwegen tot ophaalmachinist, om dagelijks kolen uit de Limburgse mijnen naar boven te halen - eerst in Beringen, later in Winterslag.
In de Normandiëstraat, waar het gezin Kellens woonde, zag Albert de eerste camion - die van jeneverstoker ‘Pierke’ Wissels op de hoek, waar de spoorwegarbeiders elke avond na het werk hun stookske kwamen halen. Met zijn vrachtwagen begon Pierke zijn jenever over Limburg en de Kempen te verdelen en soms ging Albert mee om te leveren. Maar in de eerste plaats was hij een goede leerling: hij volgde Grieks-Latijnse aan het atheneum. Hij las veel en ging in zijn vrije tijd naar de patro, de jeugdbeweging.
Zucht naar Verandering
Toen één van Alberts zussen een winkel kon overnemen op de Fruitmarkt, verhuisde het gezin Kellens van Runkst naar Hasselt, om boven de winkel te gaan wonen. Later bouwde Alberts vader een huis aan de Stadsomvaart. Voor Albert werd het tijd om op eigen benen te gaan staan: na de middelbare school kreeg hij een job bij de stad Hasselt. Tijdelijk, want hij moest zijn legerdienst nog gaan doen. In 1939 volgde de algemene mobilisatie. Albert werd opnieuw ingedeeld bij het grondpersoneel op de luchtmachtbasis in Schaffen, waar hij opklom tot sergeant. Toen in de nacht van 10 mei 1940 de oorlog Limburg bereikte en Schaffen werd gebombardeerd door Duitse Stuka’s, sloeg Albert op de vlucht naar het vliegveld van Beauvechain. Toen ook dat onder vuur werd genomen, vluchtte Albert naar Frankrijk. Van mei tot augustus was zijn familie in het ongewisse over zijn lot. Na de capitulatie van Leopold III trok Albert op eigen houtje terug naar Hasselt. Hij kon opnieuw aan de slag bij de stad, op de ravitailleringsdienst, waar de rantsoeneringskaarten werden uitgedeeld. “Daar heeft hij pas echt ervaren wat de oorlog veroorzaakte: voedselschaarste, woedende mensen die vochten om bonnen voor eten en kolen”, zegt kleinzoon Peter. Voor vertier tijdens de oorlog zorgde Albert zelf: met enkele collega’s en oude schoolmakkers richtte hij de toneelgroep Zucht naar Verandering op en speelde hij stukken in zaal ‘De Ware Vrieden’ in de Galerie Albert aan de Grote Markt. In 1943 ging hij dansen op de fancy fair, de Vlaamse kermis, in Kiewit. Daar leerde hij zijn latere echtgenote Georgette kennen, die er aan de slag was als monitrice in het kasteel van Kiewit, waar kinderen kwamen aansterken die door de oorlog waren verzwakt.
Eretekens
Albert en Georgette trouwden en verhuisden naar het huis van Alberts ouders in de Normandiëstraat, waar hij was opgegroeid. Het koppel kreeg vier dochters en een zoon. Er volgden ook elf kleinkinderen. “We hadden allemaal een goede band met opa”, zegt Peter. “Ik ging soms bij hem studeren voor mijn examens, waarna we ‘s avonds een Westmalle dronken.”
Peter is zijn opa dankbaar voor de manier waarop hij hem naar het leven heeft leren kijken. “Ik ben naar het buitenland getrokken en werk hard aan mijn carrière, maar opa heeft me doen inzien dat familie veel belangrijker is. Oma en opa zijn altijd eenvoudige, gedienstige mensen geweest die nooit de belangstelling hebben opgezocht. De eretekens die hij van het leger kreeg, vond hij niet belangrijk. Toen ik enkele jaren geleden zijn levensverhaal heb opgetekend en dat op een vijftigtal exemplaren liet afdrukken, stond hij erop dat het boekje in de familie bleef. Die eenvoud en bescheidenheid sierden hem.” Albert Kellens verbleef de laatste jaren van zijn leven op een serviceflat in de Demerstraat, waar hij na de dood van zijn echtgenote naartoe verhuisde. Hij stierf er omringd door zijn familie die voor hem zo belangrijk was. Zijn geheim om bijna honderd te worden? “Goede zorgen van de familie”, weet Peter. “En elke dag een ‘tas goei soep’.”