“Waar we hier zijn? In niemandsland”
Raar geval, een grens. Soms tastbaar, vaak niet te zien. Soms een muur, dan een beek. Soms met prikkeldraad, dan weer groeien er bloempjes op. En toch leven ze aan weerszijden van zo’n lijn om allerlei redenen vaak net iets anders. In het geval van Meeuwen-Gruitrode en Opglabbeek durf ik dat betwijfelen. De binnengrens van wat in 2019 Oudsbergen wordt, gaat vooral langs vriendelijke natuur. Tópnatuur soms. En de mensen die je onderweg tegenkomt, zijn bijna allemaal even ontspannen. Moet lukken, die fusie. Een terril associeer ik niet met Meeuwen-Gruitrode of Opglabbeek. Nochtans sta ik op het oostelijkste punt van een lijn die nu nog Opglabbeek en Meeuwen-Gruitrode scheiden. De eerste landmark die ik zie is wel degelijk een terril. Genk en Houthalen-Oost zijn niet ver, maar de enige resterende terril van de mijn van Zwartberg ligt wel degelijk op het grondgebied van Opglabbeek. Straks Oudsbergen.
Naar een naam voor deze oude berg hebben ze niet lang gezocht: de Zwarte Berg van Zwartberg. Overigens niets zwart meer aan met al die bomen erop. 1966, dat jaar dat de eerste Limburgse mijn sloot, is al even geleden. Sinds vorig jaar is de terril eigendom van Limburgs Landschap vzw. Die wil er een natuurreservaat van maken. Het idee om hem te beklimmen laat ik varen. Op de website van de vzw lees ik dat de terril niet overal stabiel is. En bovendien, daarvoor moet ik 102 meter klimmen, zie ik op de stafkaart. Véél te warm,
zelfs al is het nog vroeg.
Bunker
“Die huisjes daar in de buurt van de terril, waar wonen die mensen?”, vraag ik aan buurtbewoner Louis Alidor, bijna 83. “Die wonen in Houthalen, maar de terril ligt in Opglabbeek”, bevestigt Louis. Louis zelf woont onduidelijk.
Jos Kerkhofs, opgegroeid in
Meeuwen
Links blinkt het plaatsnaambord van Houthalen-Helchteren en rechts zie ik dat van Opglabbeek. “En waar staan we nu?”, vraag ik. “In Meeuwen.” Louis’ stembanden hebben betere tijden gekend, hij is moeilijk te verstaan. Van de fusie ligt hij in elk geval niet wakker: “Kweenie of dat veel gaat veranderen. En ik ben toch versleten”, zegt hij terwijl zijn ogen lachen. Louis woont nog alleen. “Maar de vier kinderen komen elke dag kijken.” Zijn hond, van het type loebas, besnuffelt me, maar tast niet toe. “Dag Louis”, zeg ik en ik denk: “Fijne mens.” De grens loopt hier zijn eerste honderden meters noordwaarts, pal door een maïsveld dat even later besluit een korenveld te worden. Min of meer parallel met de grens loopt aan Meeuwense kant de straat Grote Heide, die al snel overgaat in een kiezelweg. Geen probleem voor Jos Kerkhofs (60), in wielertenue op zijn fiets. Helemaal uit Peer is hij op weg naar Bokrijk waar hij de gastheer is in het Paenhuys. “Ik ken de binnenwegen, hè. Ik ben in Meeuwen opgegroeid.” Jos vindt de fusie een goeie zaak: “Meeuwen-Gruitrode en Opglabbeek gaan perfect samen. Dat zouden meer gemeenten moeten doen. In Peer was er heel even sprake om iets te doen met Hechtel-Eksel. Maar daar hoor ik precies niets meer van.”
En weg is Jos. ’t Paenhuys moet op tijd open. In het korenveld rechts staat een bunker. Binnenin een echt bunkerinterieurtje: zwerfvuil, graffiti, blikjes, een oud pallet... Uit het plafond groeien pegels. “Betonrot”, weet fotograaf
Meeuwen-Gruitrode en Opglabbeek? Dat gaat perfect samen.