De schilder van de Formule 1
Limburger Robert Quintens reist alle GP’s af met verf en kwast
Als Max Verstappen of Stoffel Vandoorne zondag het podium haalt in Boedapest, let dan ook eens op de vloer waarop hij zijn bolide parkeert. Daarop is de nacht voordien immers een schilderij aangebracht door Robert Quintens. De zestiger uit Zolder, die nu in Helchteren woont, reist de hele F1-kalender af met zijn verfkwast. Afspraak in bocht 3, gisteren op de Hungaroring nabij Boedapest. De groene verf - latex en anti-slip plakt nog aan de schoenen, maar rocker Robert Quintens is met een lat en een meter al aan het uitzetten waar hij straks het gele logo van Rolex zal schilderen. Hij kijkt waar de tv-camera opgesteld staat en berekent hoe hij het perspectief moet vervormen, opdat het perfect zou overkomen op de buis. Het is een vak. Maar wel eentje dat maar één man in de wereld beoefent. Quintens: “Alles wat op een F1-circuit op asfalt en op gras geverfd wordt, neem ik voor mijn rekening. Ik krijg vooraf een print met een mock-up. Ik teken dat uit, verf de contouren en spuit het daarna in. Dat gaat van logo’s van sponsors tot een flesje van Heineken. Soms in ware verhoudingen, soms uitgerekt, in functie van de camera’s. Maar te veel stretchen mag ook weer niet, want de tekening moet ook duidelijk blijven op een helikopterbeeld. Je moet gevoel hebben om een gulden middenweg te vinden. Anderen vinden dat moeilijk, maar ik niet. Op school heb ik leren draaien en frezen, maar ik teken en schilder al heel mijn leven. Ik heb verf en een kwast mee, een koord, een houten stok en een meter. Dat is al wat ik nodig heb.”
Creatief nachtwerk
Vorig jaar kreeg Quintens er plots een leuke uitdaging bij. Om de pad- dock en de tv-beelden wat op te vrolijken wordt het parc fermé waar de top drie parkeert aan de voet van het podium - beschilderd. “Daar kan ik mijn creativiteit in kwijt. Ze willen elke wedstrijd een andere tekening. De ene keer is dat een landschap, de andere keer een thema. Ze willen dat het een verrassing blijft tot zondag en daarom moet ik die schildering aanbrengen in de nacht van zaterdag op zondag. Rond tien of elf uur ’s avonds, als iedereen het circuit verlaten heeft, begin ik te schilderen en als het echt moeilijk is, heb ik pas gedaan om zeven uur ‘s morgens. Dat nachtwerk stoort me niet, ik werk het liefst als het rustig is. Ik ben zo’n beetje de onzichtbare artiest van de F1.”
Als ’s morgens de races beginnen, zit het werk erop voor Quintens. “Ik kom op maandag of dinsdag aan op het circuit. Vroeger kon ik donderdag al naar huis, maar nu moet ik blijven tot zondag. De koers zie ik zelden. Eerlijk gezegd interesseert die me maar matig. Mijn zoon Teun, die in de grote vakantie meegaat, is een grote fan van Max Verstappen. Maar zelf zou ik de meeste piloten niet eens herkennen. Mij gaat het om mijn schilderwerk. Geef mij een verfborstel en ik ben gelukkig.”
Virtuele reclame
Twintig GP’s per jaar, binnenkort zelfs 25, en telkens een week weg: dat kruipt in de kleren. “Ik doe alle races behalve Melbourne en Monaco. Dan ben je veel weg, ja. Overzee slaap ik in hotels, binnen Europa in een mobilhome. Gelukkig heb ik van jetlags weinig last. Ik heb een sterke fysiek, mijn vader is er 97 en onderhoudt zelf zijn tuin nog. Maar ik reis ook graag. Dat gevoel van weggaan en weer thuiskomen, vind ik leuk. En de appreciatie voor je werk natuurlijk, daar doe je het uiteindelijk voor. Ik ben een 60-plusser - ik zeg niet hoe oud ik ben - maar ik zou niet op pensioen willen gaan. Daar is dit leven te leuk voor. Vooral sinds die parc fermé-tekeningen krijg ik heel veel goeie reacties. Ze zijn tegenwoordig begonnen met virtuals: reclameborden die alleen op tv te zien zijn en in werkelijkheid niet bestaan. Maar die technologie heeft zijn beperkingen, er moet toch nog altijd veel geschilderd worden.” In de winter ligt de F1 drie maanden stil, maar ook dan heeft de artiest van de F1 zijn bezigheden. “Ik ben gitarist in een coverband - genre Joe Satriani en Steve Vai - en organiseer elk jaar in januari een festival in Zolder, The Night of the Locals. 21ste editie al, zo lang het volk blijft komen, doe ik door. En dit jaar was er 800 man.”