Oorlogsbuit
Vanaf - en soms al voor - 1940 brengen Duitse en andere Europese musea hun collecties in veiligheid. De Akense conservatoren doen dat in 1942 in het Saksische Meissen, dat na de Duitse nederlaag in 1945 onder controle van het Rode Leger komt. Daar confisqueert de Sovjet-bezettingsmacht de ausgelagerte collectie als oorlogstrofee. De Oekraïense eenheid die in Meissen de zaak in handen heeft, doet dat rommelig - ook dat draagt bij aan de latere verwarring.
In het depot in de Albrechtsburg heeft ook een bloemstuk uit de 17de eeuw een plaats gevonden: ‘Bloemen in een Wan-Li-vaasje’ van Balthasar van der Ast (1593/94-1657). Het is sinds 1910 in de Akense collectie, als gift van Adèle Cockerill (verwant aan de Luikse industriefamilie). Cockerill is de schoonzus van Barthold Suermondt, de grote collectioneur en schenker die zijn naam aan het museum geeft. Ook de Van der Ast verdwijnt na de oorlog. Hij slaat alleen niet de weg naar het oosten in. Maar dat inzicht daagt pas veel later. “Ze hebben hier jaren verslapen”, zegt Peter van den Brink. Duitse museumdirecties gaan na 1945 niet op zoek naar hun verloren schatten. “Het collectieve schuldbewustzijn was te groot. Elke verwijzing naar het oorlogsverleden deed museumdirecties verstijven. Als Nederlander had ik niet die last op mijn schouders. Ik kon vrijer op dit gladde ijs bewegen.”
Inmiddels bracht Van den Brink al negen schilderijen terug naar zijn museum.