Moet na Verschaeve ook Leopold II wijken?
Wie hoort nog thuis in ons straatbeeld? Nu in Lanaken collaborateur Cyriel Verschaeve zijn straat verliest, laait de discussie opnieuw op. Wat met de standbeelden van Leopold II bijvoorbeeld, de koning die Congo leegroofde en daarbij honderdduizenden Afri
Het staat verscholen op een afgelegen hoekje van het Dusartplein, haast verstopt tussen het groen. Een metersbreed monument uit blauwe steen voor koning Leopold II, opgetrokken in 1952 door toenmalig burgemeester Jozef Bollen.
Hulde aan zijne majesteit koning Leopold II en aan al zijn Limburgse medewerkers, leest het opschrift. Bovenaan een buste van de koning zelf. Eronder de namen van kolonialen uit alle Limburgse windstreken, van Kozen tot Beek.
Onschuldig zo lijkt het, maar na de rellen in het Amerikaanse Charlottesville rond het al dan niet neerhalen van het standbeeld van de zuidelijke generaal Robert E. Lee (u weet wel, de man die tegen de afschaffing van de slavernij vocht) staan dit soort monumenten ook in ons land meer dan ooit ter discussie. Eren we niet de verkeerde mensen?
Zwarte bladzijde
“Er is een verschil tussen een veroordeelde misdadiger als Cyriel Verschaeve en een figuur als Leopold II”, zegt emeritus-professor geschiedenis Mark Van den Wijngaert, een kenner van de Belgische monarchie. “Mensen die op het hoogste niveau gecollaboreerd hebben, hadden nooit een straatnaam mogen krijgen. Bij de monumenten voor Leopold II ligt dat anders. Die zijn in de eerste plaats opgericht na zijn dood om de koloniale onderneming te propageren en mensen warm te maken voor ons koloniale rijk. Niet zozeer als eerbetoon aan Leopold II zelf. Aan zijn figuur zijn ook verschillende facetten verbonden. Leopold II heeft een aantal verdiensten gehad voor het land door België een kolonie te willen schenken, maar de manier waarop zijn medewerkers ermee zijn omgegaan is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Door zijn trawanten carte blanche te geven om er zo veel mogelijk rubber en andere grondstoffen weg te halen, heeft hij onrechtstreeks gezorgd voor de dood van honderdduizenden Congolezen. Door ontbering door het harde werk, maar ook door epidemieën. Schrijvers als Adam Hochschild spreken over 10 miljoen doden, maar dat is overdreven. We weten bij benadering niet hoeveel mensen er toen in dat gebied leefden. Feit is wel dat er naast de vele doden ook een enorme vluchtelingenstroom op gang kwam vanuit Congo, wat aantoont hoe erg de situatie er was.” “Hoewel Leopold II zelf nooit in Congo is geweest, draagt hij daar zonder twijfel de eindverantwoordelijkheid voor. Hij wist perfect wat er aan de hand was. De wantoestanden werden door Amerikaanse en Britse journalisten aangeklaagd en ook een Belgische commissie is op onderzoek gegaan. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat de kolonie onder Belgisch bestuur werd geplaatst in 1908. Maar hoewel Leopold II zijn medewerkers aanmaande om hun houding te matigen, bleef hij al die tijd eisen dat ze dezelfde opbrengsten naar Antwerpen brachten. Dat heeft hem naar schatting 300 tot 400 miljoen euro opgebracht op amper 15 jaar tijd.”
Naar het museum?
De vraag stelt zich dan vanzelf. Heeft een op zijn zachtst gezegd omstreden figuur als Leopold II nog wel een plaats in ons straatbeeld? Historicus Idesbald Goddeeris (KU Leuven) betoogde deze week in De Morgen dat we best alle beelden van Leopold II zouden verwijderen en ze in musea onderbrengen, waar ze als les voor de toekomst kunnen dienen.
“We zouden dat kunnen doen”, zegt ook Van den Wijngaert, “maar welk museum zit te wachten op een aantal standbeelden van Leopold II? Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren heeft al een heel aantal beelden van Leopold II. Andere plaatsen om ze onder te brengen zie ik niet meteen. Ik denk dat het belangrijk is
Er heeft nog nooit een haan naar gekraaid, tot nu Veerle Heeren, burgemeester van SintTruiden
om begrip op te brengen voor de reden waarom deze standbeelden er ooit zijn gezet. We zouden dan in een onderschrift kunnen samenvatten wie Leopold II was. Maar goed, als mensen dat lezen, zullen ze zich misschien ook afvragen waarom het beeld er dan nog staat. Het is een moeilijke discussie.”
Nuanceren of niet?
In Hasselt lijkt er voorlopig weinig animo om het standbeeld van Leopold II weg te halen, ook al omdat het meer een herdenkingsplaats is voor gestorven kolonialen dan een echt monument voor de omstreden vorst. “Bij de stad leeft ook niet het gevoel dat er commotie rond bestaat”, zegt burgemeester Nadja Vananroye (CD&V). “Met de hele discussie van deze week, zijn we ons wel aan het beraden of we eventueel stappen moeten zetten om het standbeeld te nuanceren. Een beslissing daarover is er nog niet.” In Sint-Truiden, waar Leopold II een eigen straat heeft, zijn er niet meteen plannen om daar iets aan te veranderen. “Er heeft nog nooit een haan naar gekraaid, tot nu. Wat we zeker niet willen is een buitenlands probleem importeren in onze provincie. De geschiedenis is wat het is, dat kunnen we jammer genoeg niet veranderen”, zegt burgemeester Veerle Heeren (CD&V). Ook Bert Stippelmans, schepen van onder andere publieke ruimte en stadsverfraaiing, ziet geen problemen. “We worstelen natuurlijk wat met ons verleden. Maar de geschiedenis is er om ze te onderwijzen, zodat we kunnen voorkomen dat de gruwelijkheden uit het verleden zich herhalen. In Sint-Truiden staat ook een gedenkplaat voor Leopold II. Maar dat is vooral om de Truienaars te eren die het leven gelaten hebben in Congo.”
In Lanaken, waar burgemeester Marino Keulen afgelopen week bekendmaakte dat hij de Cyriel Verschaevestraat van naam wil veranderen, begrijpen veel burgers niet waarom dat nu nog moet gebeuren, meer dan 70 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Alsof de gemeente niets beters te doen heeft.
“Maar geschiedenis en de herinnering daaraan is geen statisch gegeven. Onze visie op het verleden verandert door onze eigen kijk op de wereld en door veranderende historische inzichten”, zegt historicus Bruno De Wever. “In de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog zijn de Jodenvervolging en het ideologische verwerpelijke karakter van het racistische nationaalsocialisme de afgelopen jaren steeds centraler komen te staan. Maar goed, ook in de jaren 70, toen deze straat haar naam kreeg, was de keuze voor Cyriel Verschaeve al problematisch. Dat zegt iets over hoe men op dat moment omging met het oorlogsverleden.”
Wie trekt de lijn?
Vraag is wie uiteindelijk de lijn trekt tussen goed en fout. Over Cyriel Verschaeve bestaat geen twijfel, maar over Leopold II en anderen is er vaak meer grijs dan zwart of wit. “Het zou goed zijn moest dit debat worden aangezwengeld”, zegt De Wever. “Historici kunnen hierover debatteren, maar uiteindelijk blijft dit wel een politieke beslissing, waarover vooral lokaal moet worden gediscussieerd. Historici kunnen dingen aanreiken, maar het is de politiek - en dan vooral de gemeenteraad - die hierover moet beslissen.” Of zoals die andere vooraanstaande historicus Herman Van Goethem het deze week nog verwoordde: “Het benoemen van straatnamen en het zetten van standbeelden is een continue historische activiteit. Het vertegenwoordigt de samenleving die we willen, de wereld waarvan we dromen. En daar moeten niet de bewoners, maar de politici over beslissen.”
Mensen die op het hoogste niveau gecollaboreerd hebben, hadden nooit een straatnaam mogen krijgen. Bij de monumenten voor Leopold II ligt dat anders Mark Van den Wijngaert, emeritusprofessor geschiedenis