Als ze lachte
Maar liefst elf jaar, iets meer dan een vierde van haar jonge leven, had Wendy Swerts borstkanker. En toch noemde Wendy die jaren de mooiste van haar leven. De nieuwe vriendschappen die ze door haar ziekte sloot, de oude vriendschappen die ze uitdiepte, h
‘Medebezielster van vzw Rozerood’, meldt haar overlijdensbericht, dat haar voorts typeert als ‘allerliefste tantie’, ‘fantastische dochter’ en ‘tofste zus’. Gokje: met haar warme persoonlijkheid moet Wendy Swerts iets betekend hebben voor een organisatie, wellicht lotgenoten. Wie elf jaren ziek is geweest, komt vanzelf in een andere realiteit terecht. “Klopt”, zegt haar moeder Ria Kerkhofs. “Rozerood is een vereniging voor kankerpatiënten en hun naasten. Toen Wendy in het ziekenhuis lotgenoten leerde kennen, stelden ze vast dat er in Limburg geen organisatie was waar kankerpatiënten, hun mantelzorgers en hun kinderen elkaar konden ontmoeten. Dus hebben ze zelf iets uit de grond gestampt.”
Lotje Gestikt
In 2006 stelden dokters borstkanker vast bij Wendy Swerts. Ze was toen amper 29 jaar en werkte als consulente inburgering bij de VDAB in Brussel, waar ze sinds het beëindigen van haar studies aan de slag was. Het was haar eerste en enige werkplek.
“Elke dag ging ze met de trein werken”, zegt haar moeder. “Wendy reed met de auto van Beringen naar het station van Diest, waar ze de trein nam. In Brussel moest ze overstappen op de metro om op haar werkplek te geraken. Dat lukte op de duur niet meer door haar ziekte – het werk zelf ging nog, maar de verplaatsing was er te veel aan. Als Wendy ‘s avonds thuiskwam, was ze op.” Wendy heeft nog een tijdje getelewerkt, maar toen ze vijf jaar ziek was, werd ze vroegtijdig op pensioen gesteld. De zee van tijd die ze daardoor plots kreeg, besteedde ze voor een groot deel aan de vzw Rozerood, die letterlijk ontstond op de oncologische revalidatie-afdeling van het Jessaziekenhuis in Hasselt.
“Ik kwam er, samen met Wendy en een twaalftal andere vrouwelijke patiënten wier behandeling achter de rug was, twee keer per week om aan te sterken”, zegt Anita Kuppers. “Zo leerden we de Roparun kennen, een estafetteloop van Parijs naar Rotterdam waar het Jessaziekenhuis elk jaar samen met patiënten en personeel aan deelneemt. Een fijn initiatief, maar omdat we voor vergaderingen telkens naar Mechelen moesten, besloten we in Limburg een organisatie op te richten voor kankerpatiënten en hun naasten.”
Dat werd Lotje Gestikt, een naam die Wendy bedacht. “Creatief zijn, daar was Wendy goed in”, zegt Anita. “Met Lotje Gestikt verzamelden we stoffen waarmee we portemonneetjes en pennenzakken stikten. Gewaagd, want niemand van ons had ooit een naaimachine van dichtbij gezien. We verkochten onze spulletjes op markten, waardoor we geld verzamelden om activiteiten te organiseren voor kinderen van kankerpatiënten. Zij waren onze eerste doelgroep.”
Herdenkingsdoos
Van activiteiten voor kinderen van kankerpatiënten evolueerde de focus van Lotje gestikt naar lotgenotencontact. “Tijdens de verkopen op markten voelden we dat daar nood aan was”, zegt Anita. “Mensen die bij ons kochten, begonnen prompt hun ervaringen te vertellen met kankerpatiënten. Vaak ging het om familie, maar ook om vrienden of collega’s. En telkens merkten we dat die mensen met hun verhaal nergens terechtkonden.”
Navraag bij Limburgse ziekenhuizen, de Stichting tegen Kanker en Kom Op Tegen Kanker leerde inderdaad dat er geen pathologieoverschrijdende vereniging bestond voor mensen die in hun on- middellijke omgeving met kanker te maken krijgen. “Daarom hebben we beslist om van Lotje Gestikt een vzw te maken en die Rozerood te noemen, naar het kinderboek ‘Oscar en oma Rozerood’, over een oma die zich ontfermt over een jongen in het ziekenhuis”, zegt Anita. Rozerood geeft géén informatie over kanker, benadrukt Anita. “Wij brengen lotgenoten samen tijdens activiteiten. Die kunnen helend zijn, zoals intuïtief kleien en schilderen, maar ook sportief of gewoon ontspannend. En in ons creacafé blijven we stikken, want er is nog altijd geld nodig om onze activiteiten te bekostigen of de tweejaarlijkse kinderdag te organiseren, waarvan Wendy de bezielster was.”
Familieclan
Wendy was zot op kinderen, zegt haar moeder. “De twee kinderen van haar broer en van haar neef waren haar oogappels. Toen ze wist dat ze ging sterven, heeft ze voor hen een herdenkingsdoos gemaakt. Ze stopte er de briefjes in die ze van hen kreeg toen ze voor het eerst op scoutskamp gingen, maar ook foto’s van haar samen met de kinderen, opdat ze haar niet zouden vergeten.” Wendy ging bewust om met haar afscheid. Ze regelde haar eigen begrafenis, zocht zelf de foto’s uit voor haar gedachtenisprentje en stond erop dat haar lijflied zou worden gedraaid: ‘Als ze lacht’ van Yevgueni, dat de band zelfs is komen spelen op haar veertigste verjaardag, afgelopen april. “Wendy is elf jaar ziek geweest, maar wat haar betrof, waren het de mooiste jaren van haar leven”, zegt haar moeder. “Het zijn jaren waarin we als familie dichter naar elkaar zijn gegroeid – we zijn een echte clan geworden. Ook de vrienden die haar bleven bezoeken en de nieuwe vriendschappen die ze sloot, maakten het voor haar intens. Op haar afscheid waren meer dan driehonderd mensen, op de begroeting tweehonderd. Niet iets wat je zomaar afdwingt, maar dat je veroorzaakt door je persoonlijkheid. Wendy heeft nooit geklaagd en is altijd blijven lachen.”