Het Belang van Limburg

“Tien jaar lang heb ik geen rodekool kunnen ruiken”

Vergeten zal Louis Snoeks (89) het nooit meer, de avond dat hij in 1956 samen met zijn makker, wijlen Jef Mulders, 22 lichamen uit een galerij van Bois du Cazier in Marcinelle moest ophalen. Louis is één van de laatste nog levende redders van de grootste

-

Louis Snoeks zet een doos vol herinnerin­gen op tafel in zijn kleine woonst in de wijk Kolderbos. Veel ervan heeft hij niet nodig om zijn geheugen op te frissen en terug te gaan in de tijd. Naar de Tweede Wereldoorl­og, toen hij als veertienja­rige knaap aan de slag moest in de mijn van Waterschei. “Mijn grootvader was mijnwerker”, zet Louis Snoeks zijn verhaal zijn in. “Hij werkte vooral in de winter in de Waalse mijnen. In de zomer ging hij niet omdat het dan tijd was om te oogsten. Vader heeft veertig jaar lang in de mijn van Winterslag gewerkt. En voor mij begon het allemaal in de ondergrond van Waterschei. Ik was veertien jaar en vijf dagen toen ik mij moest melden bij de toenmalige Kommandant­ur om te gaan werken. Ik spreek van 1942, in het midden van de oorlog. Dat was in een systeem van zes dagen waarbij we op zaterdag een halve dag les kregen en een halve dag moesten werken. We werden ook aangemaand om drie zondagen per maand te werken. We kregen dan wel wat extra. Voor de eerste zondag was dat een bon om honderd kilo kolen af te halen, voor de tweede zondag achttien sigaretten en voor de derde zondag een salami. Ik herinner mij goed dat ik niets had om die salami in te draaien en ermee onder mijn arm de tram opstapte. De mensen die dat zagen, hadden me bijna gelyncht voor die worst. Ik was blij dat we die hadden, maar we moesten er wel keihard voor werken. In de pijler kolen scheppen voor de houwers. De quota die toen werden opgelegd, waren echt niet min.”

In 1945, als de oorlog is afgelopen, kan Louis aan de slag in de mijn van Louis Snoeks

reddermijn­werker Winterslag. “Die mijn was veel veiliger dan die van Waterschei”, gaat hij voort. “Ik ben er begonnen als manoeuvre (helper, nvdr) en in 1972 geëindigd als hoofdopzic­hter. Op advies van mijn vader opteerde ik voor de nachtpost omdat je daar minder stof te slikken kreeg. Hij zei altijd dat ik daar later profijt van zou hebben. En hij heeft gelijk gekregen. Ik ben niet aangetast door silicose.” Het was omdat de ingenieur het hem specifiek gevraagd heeft, dat hij redder is geworden. “Dat was een heel zware opleiding”, weet Louis. “Je moet immers in extreme omstandigh­eden in een erg beperkte ruimte handelinge­n kunnen uitvoeren en een mens weghalen. In Kiewit in Hasselt was daarvoor een specifiek opleidings­centrum. Daar had je een namaakpijl­er waarin de temperatuu­r verstikken­d hoog werd opgedreven. Het is al moeilijk om met je zuurstoffl­essen en hulpkit jezelf te verplaatse­n, laat staan een mens. Maar dat moest je wel kunnen om erkend te worden als redder. Een sterke fysiek was noodzakeli­jk.”

Le Bois du Cazier

Drie nonnen stonden op onze blote flikker te kijken

Dat ondervond Louis in de praktijk vlak na de grootste mijnramp in België. In 1956 in de mijn Le Bois du Cazier in Marcinelle. 262 mensen overleefde­n de ramp niet. “We werden als redders opgeroepen om daar te gaan helpen”, zegt Louis. “Ik kreeg de opdracht om samen met Jef Mulders naar onder te gaan om de toestand te bekijken. In een klein tonnetje lieten ze ons tot beneden zakken. Onder kwamen we terecht op de liftkooi die schuin in de schacht lag. Het was de liftkooi die de elektrisch­e kabels en olieleidin­gen eerder had stuk getrokken en daarmee de brand veroorzaak­t had. Onder was het een en al water. Dat kwam van de bluswerken waarbij water van bovenaf de schacht werd ingespoten. We waren zo’n honderd meter door een galerij uitgestapt toen we in een ondergelop­en zonk mensen zagen liggen. Allemaal dood. De toestand hadden we doorgegeve­n aan de controlepo­st boven. En tot onze verbazing volgde daarop meteen de opdracht om ze naar boven te halen. We hebben dat dan maar gedaan.” “Elk lijk bonden we vast op een brancard rechtop in het tonnetje waarmee we naar beneden waren gekomen. Zo konden we per keer twee lichamen laten ophalen. Op een bepaald ogenblik hoorde ik Jef schreeuwen. Ik zag dat hij het lichaam van een erg struise mens ondersteun­de. Nu was die mens losgeraakt en deels op Jef gevallen. Ik dacht echt dat hij nog leefde, blies Jef lijkbleek. Het had hem zwaar gepakt. Nadat we alle 22 lichamen naar boven hadden laten halen, mochten ook wij

 ?? FOTO: HBVL ?? Net zoals zijn vader en grootvader was Louis 14 jaar toen hij aan de slag ging in de mijn van Waterschei.
FOTO: HBVL Net zoals zijn vader en grootvader was Louis 14 jaar toen hij aan de slag ging in de mijn van Waterschei.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium