VOOR 660 MILJOEN EURO RIOLEN NODIG IN LIMBURG Veranderingen
Om in orde te zijn met de Europese waterrichtlijn inzake zuiver oppervlakteen grondwater zullen de 44 Limburgse gemeenten en intercommunale Infrax de komende tien jaar 660 miljoen moeten investeren in 1.099 nieuwe rioleringsprojecten. Voor heel Vlaanderen
“Veel riolen zijn ondergrondse tijdbommen”, zei directeur Jean-Claude van Rooten van het Opzoekingscentrum voor Wegenbouw, toen vorige week bij het station Brussel-Noord een zinkgat van zes meter bij zes was ontstaan. De oorzaak was een lek in een slecht onderhouden waterleiding. Bij eerdere soortgelijke incidenten, zoals op de Grote Markt in Sint-Truiden, was het verouderde rioleringsnet vaak de boosdoener.
Ons rioleringsstelsel vertoont ernstige ouderdomsverschijnselen. De gemeentelijke netwerken dateren voor het grootste deel uit de jaren 40 tot 60 van de vorige eeuw. In grotere steden zijn ze gemiddeld nog een eeuw ouder. Daar situeren zich de grootste problemen. Volgens Infrax, de intercommunale die 7.000 km riolen in Limburg beheert, is de toestand in onze provincie niet te vergelijken met die in Brussel. “Het Limburgse net is het jongste van Vlaanderen. De meeste leidingen dateren van na de jaren zeventig”, klinkt het daar.
Missing links
De Europese Kaderrichtlijn Water eist een goede toestand van het oppervlakteen grondwater tegen 2015, met mogelijk uitstel tot 2027 als dit gemotiveerd kan worden. Om die doelstellingen te halen, is een goede uitbouw van de saneringsinfrastructuur nodig. Gescheiden afvoer van afval- en regenwater is daarbij (sinds 2008) de standaard.
“De focus ligt op de verdere uitbouw van ons rioleringsstelsel. Vandaag is de zuiveringsgraad maar 83%”, zegt Francken (foto rechts). “Dat betekent dat 17% van de Vlaamse gezinnen het afvalwater nog steeds ongezuiverd loost. We hebben de voorbije jaren serieuze stappen gezet, maar we zijn er zeker nog niet. De overheid wil dat het afvalwater van ieder gezin in Vlaande- ren wordt gezuiverd, hetzij collectief via een aansluiting op het rioleringsnet, hetzij via IBA’s (Individuele Behandeling Afvalwater) waar dat niet mogelijk is. Maar het probleem is dat er daardoor geen middelen overblijven en zo het structureel onderhoud wordt verwaarloosd.”
In de praktijk moeten de rioolbeheerders in Vlaanderen de komende tien jaar 5,2 miljard euro investeren in ruim 14.000 nieuwe gemeentelijke projecten. In Limburg gaat het om 1.099 nieuwe rioleringsprojecten, samen goed voor een investering van 659 miljoen euro (zie tabel). Opvallend: waar Genk vandaag al een rioleringsgraad van 99% heeft, bengelt het landelijke Voeren moederziel alleen achteraan met net geen 22%.
Acht keer meer
Het zijn u en ik die voor deze rioleringskosten opdraaien. Dat gebeurt via onze drinkwaterfactuur, die uit drie onderdelen bestaat: de levering en het verbruik van drinkwater (39%), de gemeentelijke saneringsbijdrage voor afvoer van afvalwater via riolen (34%) en de bovengemeentelijke saneringsbijdrage voor de zuivering van afvalwater (27%).
De afvoer en zuivering van het afvalwater zijn dus de voornaamste kostendrijver in de waterfactuur. Tussen 2005 en 2015 is de drinkwaterfactuur voor een gemiddeld Vlaams gezin verdubbeld. Vooral de gemeentelijke saneringsbijdrage is fors gestegen. Tussen 2005 en 2015 ging deze bijdrage met maar liefst 789% omhoog. Dat is bijna een verachtvoudiging. Voor de drinkwaterprijs (+25%) en de bovengemeentelijke saneringsbijdrage (+83%) was de stijging in dezelfde periode veel minder groot.”
In opdracht van Vlario heeft de UHasselt onderzocht of de miljoenen die u en ik voor riolering betalen wel efficiënt worden gebruikt. Opmerkelijk: van de 1,25 miljard euro rioleringsuitgaven die gemeenten en intercommunales in de periode 20122015 deden, kan slechts voor 76% zwart op wit worden aangetoond dat het ook effectief naar investeringen en uitbating van rioleringsnetten is gegaan. De resterende 24% - bijna 300 miljoen euro - dient om een hele rist andere kosten te betalen (indirecte personeelskosten, financiële kosten, inningskosten, studiewerk, consultancy...).
Professor over-
Gemeenten, intercommunales, studiebureaus en aannemers zijn niet altijd de beste vrienden
heidsfinanciën Lode Vereeck (UHasselt) maakt een aantal conclusies en aanbevelingen. Zo vindt hij 24% overheadkosten veel en moet het verduidelijkt worden in welke mate deze kosten gelinkt zijn aan echte rioleringswerken. Duidelijk is dat een vernieuwd en bindend investeringsplan 2018-2027 zich opdringt. Bij de grote reorganisatie van de watersector tien jaar geleden droegen heel wat gemeenten het gebruiksrecht en zelfs de resterende eigendomsrechten over aan een intercommunale. “Het is beangstigend te moeten vaststellen dat heel wat gemeenten, als gevolg van die overdracht, veronderstellen daardoor ontslagen te zijn van elke verantwoordelijkheid over hun rioolnet”, zegt Francken. “Maar die verantwoordelijkheid begint bij de eigenaar of bewoner. Hij loost afvalwater, ontvangt regenwater op eigen terrein en beschermt zijn bezit tegen het indringen van water. De zorgplichten van lokale besturen sluiten daarop aan en beginnen waar de verantwoordelijkheid van de burger ophoudt. Maar over de begrenzing kun je heel verschillende opvattingen hebben.” Het is volgens Francken logisch dat we naar meer eigen verantwoordelijkheid gaan. “Regenwater kan veel vaker in de tuin infiltreren dan we denken. Nu denken we nog te veel: groen eruit en stenen erin. Er is paniek omwille van waterschaarste, maar terzelfdertijd op veel plaatsen schrik voor wateroverlast. Heel contradictorisch maar echte realiteit. De problemen worden enkel nog groter als we nu niet de koe bij de horens vatten.”
Lange doorlooptijden
Via hun waterfactuur hoestten gezinnen en bedrijven vorig jaar samen 387 miljoen euro aan gemeentelijke saneringsbijdragen op. Dat is te weinig, vermits de komende tien jaar 520 miljoen euro per jaar nodig zal zijn om de nodige projecten te realiseren. Daarnaast blijken op het veld toch heel wat obstakels te bestaan die een efficiënte besteding van die middelen in de weg staan.
“Groot probleem is dat gemeenten en intercommunales deze legislatuur onvoldoende projecten krijgen gerealiseerd. De gemiddelde doorlooptijd van een rioleringsproject bedraagt vijf tot zeven jaar”, klaagt Francken aan. Volgens haar zijn sterk toegenomen en/of gewijzigde wetgeving (archeologie, onteigeningen…), onzekerheid inzake financiering (subsidies, lokaal pact…) en de combinatie van rioleringsprojecten met andere projecten zoals de aanleg van een fietspad, hiervan de oorzaak.
Samenwerking
“Bijkomend probleem is dat het Vlaamse rioleringslandschap heel sterk versnipperd is, wat leidt tot een gebrek aan uniforme visie én een gebrek aan efficiëntie”, zegt Francken. “Gemeenten, intercommunales, studiebureaus en aannemers zijn spijtig genoeg niet altijd de beste vrienden. Maar in het rioleringsbeheer anno 2017 zullen zij een solide verstandshuwelijk moeten sluiten. De diepste valkuil is dat de partijen elkaar onvoldoende vertrouwen en blijven steken in een cultuur van eigen posities. Dat de zomerse onweders alsmaar intenser worden, kunnen we niet vermijden. Maar met vereende krachten en een doordachte visie kunnen we ons beschermen tegen de wateroverlast die er altijd zal zijn en kunnen we ervoor zorgen dat we de Europese doelstellingen inzake waterafvoer en -zuivering tegen 2027 halen. Samenwerken is dus de boodschap en daarin wil Vlario het voortouw nemen.”