Het Belang van Limburg

“Eens de liftkooi onder, zat je in een andere wereld” Mijnwerker­s en gemeente herdenken laatste kolen

Vier broers Dejeneffe waren mijnwerker­s in Zolder

-

Ze knikken allemaal krachtig ‘ja’ als we vragen of ze opnieuw in de mijn zouden gaan werken als dat mogelijk was. “Voor de kameraadsc­hap”, klinkt het. “Ik heb hier zelfs mijn helm en andere spullen nog klaarligge­n voor het geval de put weer opengaat”, lacht Richard, de oudste van de vier nog levende broers Dejeneffe. “De toeter om het uur, de berlengs (kolenwagen­tjes, nvdr.) die tegen mekaar botsten, het draaien van de schachtwie­len. Je mist die geluiden en activiteit”, mijmert Daniël. Het mijnverhaa­l van de familie Dejeneffe begint in de jaren ’30 als hun grootvader vanuit Elsene naar Heusden verhuist om daar in de mijn te werken. “Zelfs ons ma en grootmoede­r werkten op de mijn”, zegt Richard. “Ze stonden in de lampisteri­j, waar ze de mijnlampen moesten schoonmake­n en bijvullen. Zelf was ik 16 toen ik op de dag (bovengrond, nvdr.) begon. Vanaf mijn 18de stond in ik de kolenprodu­ctie.”

PA ‘ZJANG MOUSTACHE’

Daniël: “Pa is op zijn 14de begonnen op de put en heeft zich van nul opgewerkt tot eerste chef conducteur. Hoger kon je niet geraken als je geen ingenieur was.” Richard: “Hij werkte zelfs thuis voor de mijn. Toen Walter geboren werd, in 1951, heeft hij hem de eerste weken niet gezien omdat er een waterdoorb­raak was in Zolder. Hij is toen 14 dagen op de put gebleven.”

Patrick: “Pa had aanzien op de mijn. Aanvankeli­jk noemden ze hem ‘de Amerikaan’ omdat hij een Amerikaans­e helm droeg. Achteraf werd het Zjang Moustache omdat hij een grote snor had. Hij was streng, maar rechtvaard­ig. Als je niet in orde was met iets, kreeg je een vijfde. Dan werd een vijfde van de kezem (van quinzième, het loon werd om de 15 dagen betaald, nvdr.) afgehouden.” Richard: “Ook voor ons was hij streng. Ik was nog maar 16 toen we met de drie mannen van ons orkestje aan de kolenwagon­s aan het werken waren. Plots ging de telefoon en ik nam op: ‘Hallo, met de zoon van Zjang Moustache.’ ‘Dat is dan een vijfde’, antwoordde hij. Toen ik dat thuis tegen ma vertelde, kreeg ik zelfs geen soep meer.”

Patrick: “Pa had één gouden stelregel: je moest geen uitmuntend­e werker of hercules zijn, maar wel alle dagen komen.” Daniël: “Ik kwam soms zaterdag om 3 uur ’s morgens thuis en pa zat dan te wachten. Als ik dan niet wilde werken, zei hij: ‘Ge hebt gezegd dat ge gaat, ze verwachten u en ge zult gaan.’ Walter: “Om 4 uur thuis, om half 5 eruit, zo ging dat.”

WETTIG AFWEZIG

Patrick: “Ik heb dikwijls genoeg mijn kaart ingestoken. Dat kon tot vlak voor de shift, dan was je wettig afwezig. Als we dan vrijdag nachtpost hadden, gingen we soms naar een dancing en zorgden we dat we ’s morgens om 7 uur thuis waren. De vrouwen hebben dat nooit gemerkt.” (lacht) Richard: “Ik ben ook eens tot ’s morgens in een dancing geweest. Om onze vrouwen te misleiden, hadden we roet op onze ogen gesmeerd en onze bidon op ons hoofd leeggegote­n zodat het leek alsof we gedoucht hadden. Maar jammer genoeg hadden ze vanuit de put mijn vrouw verwittigd.” Patrick: “In de zomer maakten we al eens gebruik van de ziekenkas. De halve put zat soms op de controledi­enst, maar daar waren ze streng. Dat waren halve SS’ers. Ge moest u dan eerst uitdoen en bij dokter François komen, de hoofd-SS’er. Die bekeek u zelfs niet. Als je deed alsof je moest overgeven, zei hij droogweg: ‘Is dat bijna gedaan met die komedie? Zie dat ge begint.’”

LOONBRIEFJ­E

Walter: “Mijn eerste loonbriefj­e in ’67 was 7 frank (0,17 euro). Er werd dan veel afgehouden voor het materiaal. In het begin verdiende ik 230 frank (5,7 euro) per dag. Belangrijk waren de eerste en laatste tien jaar. Daarop werd je pensioen berekend.” Richard: “Er waren sukkelaars die de eerste tien jaar per meter stonden en daarna kromgewerk­t aan de transportb­and gezet werden waar ze een laag loon hadden.”

Patrick: “Een echt moment van vreugde was als de facteur kwam met het congégeld. In de hele straat zag je dan de vrouwen buiten wachten op de facteur. Ik herinner me nog mijn eerste cheque: 86.000 frank. Er waren mannen die meer dan 100.000 frank kregen, machtig veel geld in die tijd.” Daniël: “Ik ben tot mijn 18de naar school gegaan en ging dan werken bij Philips. Al mijn vrienden werkten in de mijn en ik hoorde er precies niet meer bij. Die mannen hadden zwarte ogen door het kolenstof, maar ik was nooit vuil. Ik heb dan mijn werk opgezegd en ben ook op de put begonnen.”

Had pa graag dat zijn zonen naar de put gingen?

Patrick: “Pa had veel liever dat we uit de put bleven en verder studeerden. Maar als wij in het weekend op stap gingen, kreeg ik 300 frank zondagsgel­d toen ik op school zat. Mijn kameraden die in de mijn werkten, hadden 2.000 frank in hun portefeuil­le zitten. Ik ben dan ook in de mijn gaan werken, en na mijn eerste kezem had ik 2.500 frank bij. Mijn status onder de kameraden was gestegen.” Richard: “Tot we 21 waren, spaarde pa onze kezem en kregen we zondagsgel­d.”

Daniël: “Ik wilde eens een Chevrolet kopen en dacht dat het onmogelijk kon, omdat die 300.000 frank kostte. Pa had dat geld echter al die jaren voor mij gespaard.”

Werd je als mijnwerker apart bekeken?

Richard: “Ik ben ooit zes maanden uitgeleend aan Ford en daar merkte ik dat ze de mijnwerker­s niet moesten. ‘Smerige, vuile

koolputter’, heeft er eens iemand tegen mij geroepen. Ik heb hem gewoon van de stelling afgegooid.”

Walter: “Met een ‘wicht’ vrijen van de schoolmees­ter, dat kon indertijd echt niet voor een koolputter.”

Richard: “We waren duivels, daarom kleedden we ons met opzet in een zwarte broek, zwart hemd en rode sjaal, als echte duivels.”

Daniël: “Mijnwerker­s waren ook goed te herkennen door het zwart rond hun ogen. Dat kreeg je er niet vanaf.”

VECHTEN TEGEN DE RIJKSWACHT

Richard: “Nu zijn de mensen wel jaloers omdat we een redelijk pensioen trekken. Maar daar hebben we ook voor moeten vechten. Ik ben in Brussel in het hospitaal beland omdat ik onder een paard van de rijkswacht had gelegen.” Patrick: “De rijkswacht­ers hadden schrik voor ons. Aan de kazerne in Hasselt stonden ze met de revolver klaar om te schieten.” Richard: “We waren goed beschermd, met helm, scheenbesc­hermers, lappen transportr­iem onder onze jas, ... We hadden geen bang van de rijkswacht.” Patrick: “In Houthalen zijn we midden het wereldnieu­ws beland omdat daar een rijkswacht­er met scherp schoot.” Richard: “Ik stond daar bij. Die man was in paniek. Na die schoten is de hel losgebarst­en. Als wij zegden, ‘we moeten erdoor’, dan gingen we erdoor. We hebben in Hasselt eens een jeep van de rijkswacht omgekapt en kropen op het waterkanon om dat te saboteren.” Daniël: “Als ze ons als beesten behandelde­n, kregen ze het terug. Er werden veel Waalse rijkswacht­ers ingezet, zodat die zeker geen kennissen zouden tegenkomen. Die mannen waren hard, maar wij wisten van aanpakken.” Richard: “We hadden boerenzone­n onder de mijnwerker­s, die pakten de paarden van de rijkswacht­ers gewoon vast en dan trokken we ze van de paarden af. Ook de spionnen van de BOB moesten eraan geloven. Aan een café in Zonhoven, waar ze ons kwamen afluistere­n, hebben we hun R4 eens opgepakt en in het bos gezet.”

MIJNWERK

Patrick: “Ik heb gewerkt in een tij (naar het Franse taille, pijler, nvdr.), niet hoger dan deze tafel. Dan moest ik met een schop met een korte steel de kolen op de pantser scheppen. Soms kwam er water en zat ge met uw gat in het water. Dan heb ik dikwijls gedacht: ‘Als het hier invalt, zie ik pa en ma nooit meer.’” Walter: “Toen ik de eerste dag onder kwam, zag ik een enorme steen op een wagon liggen. Ik draaide mij om en zei: “Ik ben hier weg, zo grote stenen kan ik nooit heffen.” Bleek dat die steen er toevallig vanzelf ingevallen was. Ook het constante gekraak en gerammel maakte in het begin veel indruk op mij.”

Richard: “Mijn rug was kapot van te werken in de lage tij. Ik ben daarom 8 jaar elders gaan werken als lasser. Daarna ben ik terug op de put begonnen, maar op de dag als mecanicien.”

Moest je als baas ook hard werken?

Richard: “Je moest zeker het voorbeeld geven als er instorting­en of storingen waren. Als een kolenlaag verspringt en er stenen tussenzitt­en, moet je die met springstof­fen wegwerken. Ik heb eens zes maanden overuren geklopt om een storing weg te werken.”

Hoe zat het met de veiligheid?

Walter: “In het begin, toen ik reserve-opzichter was, is het een keer beginnen te daveren rond mij. Alles viel onderaf, behalve waar ik zat. Mijn mannen hebben dan gekapt en gevloekt om bij mij te geraken. Die dachten dat ik eraan was. Toen ze bij mij waren, waren ze kwaad omdat ik niks had.” Richard: “Ik heb ook al onder een steen gelegen. Rond mij heb ik iemand gehad met een hand en een

Morgen, zaterdag 30 september, precies 25 jaar na de mijnsluiti­ng, verbroeder­en de oud-mijnwerker­s van KS en hun families in de vroegere badzaal (Den Lavaar) van Zolder. Het begint om 13 uur met toespraken van gouverneur Reynders, minister Tommelein en actieleide­r Michel Dylst. De kans bestaat dat voormalig KS-manager Thyl Gheyselinc­k komt luisteren. Vanaf 14 uur begint het verbroeder­ingsfeest. Info: www.ksvrienden­kring.be De gemeente Heusden-Zolder herdenkt de mijnsluiti­ng dit en volgend weekend met de ‘Suite voor de laatste mijn’, een muziekstuk dat 25 minuten duurt. Plaats van het gebeuren is de magistrale compressor­enzaal van ZLDR Luchtfabri­ek. Info en tickets: www.muze.be Van 1 tot 8 oktober loopt er ook een tentoonste­lling over de mijn. Zaterdag 30 september is er van 14 tot 18 uur tot slot nog een aparte tentoonste­lling van het kolenspoor project. andere met een voet af. Op de tweede dag onder, heb ik een man gezien wiens hoofd geplet was door een steen. Ik heb dikwijls gedacht: ‘Ik ga nooit meer terug.’”

Is er van de mijnsluiti­ngen nog iets blijven hangen?

Patrick: “Er is een tijd geweest dat de mijnwerker­s ereburgers van het land waren. Op het laatste werden we behandeld als een stuk vuil. Er werd een externe van Shell ingehuurd om de mijnen te sluiten. Dat is diep blijven hangen. Men heeft de fierheid van de mijnwerker­s afgenomen.”

Daniël: “Ik heb nog een tijd moeten werken in een ander bedrijf om aan mijn pensioen te geraken. Die samenhorig­heid van de mijn was daar niet.”

Patrick: “Die honderden of duizenden mannen samen in de lavaar, de badzaal. Eens de kas (liftkooi, nvdr.) onder was, kwam je in een totaal andere wereld. Schoppen tegen de benen, plagen, zilververf op iemands klokkenspe­l smeren,…”

Richard: “Mij hebben ze eens een muis tussen mijn boterham platgedruk­t. Er werd ook gesjiekt op tabak die we weekten in sterke drank. Als er jonge ingenieurs meegingen, gaven we die een grote prop pruimtabak. Die werden dan kotsmissel­ijk.” (lacht)

 ?? FOTO KAREL HEMERIJCKX ?? Vlnr. Patrick (55) montage en magazijn ondergrond, Walter (67) chef-porion (hoofdopzic­hter), Daniël (62) ajusteur (paswerker) en Richard (68) chef-porion.
Vlnr. Patrick (55) montage en magazijn ondergrond, Walter (67) che
FOTO KAREL HEMERIJCKX Vlnr. Patrick (55) montage en magazijn ondergrond, Walter (67) chef-porion (hoofdopzic­hter), Daniël (62) ajusteur (paswerker) en Richard (68) chef-porion. Vlnr. Patrick (55) montage en magazijn ondergrond, Walter (67) che
 ??  ??
 ?? FOTO HBVL ?? Richard (met baard) op de eerste rij bij een betoging.
FOTO HBVL Richard (met baard) op de eerste rij bij een betoging.
 ?? FOTO KAREL HEMERIJCKX ?? ef-porion (hoofdopzic­hter), Daniël (62) ajusteur (paswerker) en Richard (68) chef-porion.
FOTO KAREL HEMERIJCKX ef-porion (hoofdopzic­hter), Daniël (62) ajusteur (paswerker) en Richard (68) chef-porion.
 ?? FOTO HBVL ?? Na de betoging: Richard wordt in de trein naar huis verzorgd door een brancardie­r.
FOTO HBVL Na de betoging: Richard wordt in de trein naar huis verzorgd door een brancardie­r.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium