Boeddhist in een woonwagen
SINT-TRUIDEN
‘Ik heb alles gehad’, zei Johan Bamps op de dag van zijn zelfgekozen einde. ‘Alles, behalve een spuit.’ Zwarte humor, maar tegelijk zo waar: toen hij wist dat hem geen lang leven gegund was, gooide Johan alle ballast overboord. Hij werd boeddhist, nam zijn intrek in een woonwagen en nam bewust afscheid van alles en iedereen. ‘Lid van het boeddhistisch centrum Hoei’, meldt zijn overlijdensbericht, dat enkele regels later uitnodigt tot het bijwonen van de begrafenis in een gewone dorpskerk. Het lijkt op een tegenspraak te duiden, maar evengoed verbindt het de ene traditie met de andere. Ook tijdens zijn leven combineerde Johan Bamps het beste van twee werelden. Toen hij na een stukgelopen relatie en in het prille begin van zijn ziekte besloot om samen met zijn dochter weer bij zijn moeder te gaan wonen, zorgde Johan voor een plek voor zichzelf. Naast zijn ouderlijk huis installeerde hij een woonwagen, die hij als schrijnwerker zelf inrichtte. “De oude kermiswagen werd zijn toevluchtsoord”, zegt Johans broer Ernest Bamps. “Johan ontving er vrienden, speelde er op zijn gitaar en trok er zich terug wanneer zijn vriendin langskwam. Het was er gezelliger dan in huis, het was de plek waar hij helemaal tot rust kwam.”
Gebedsmolen
Die rust was nodig, want in het lichaam van Johan raasde een kanker. Dat zorgde soms voor storm in zijn hoofd. “Door te mediteren en zich toe te leggen op het boeddhisme, werd hij kalm”, zegt Ernest. “Onze oom, één van Johans beste kameraden, is al langer boeddhist. Het is hij die Johan liet kennismaken met het boeddhisme en hem meenam op retraite in het Tibetaans instituut in Hoei.” “In het begin vond ik dat maar raar”, zegt Germaine Vandeweyer, Johans moeder. “Plots verdween Johan één of twee weken zonder iets te zeggen. Maar het verschil met wanneer hij terugkwam, was opmerkelijk. Telkens was er een rust over hem gekomen.” Na een bezoek aan het instituut in Hoei liet Germaine haar bezwaren varen. “Ik was onder de indruk. De boeddhisten leven er afgesloten en sober, ze moeten het doen met wat ze krijgen. Ook de manier waarop ze afscheid van Johan hebben genomen in het ziekenhuis, was indrukwekkend. Met veel zingen en doen. Johan heeft met de gebedsmolen van de boeddhisten meegezongen tot hij stierf. De gedachte dat hij in alle rust is kunnen gaan, is mijn troost.”
Johan had een tumor aan zijn ruggenwervels. Op zijn veertigste verjaardag kreeg hij het slechte nieuws, zegt zijn broer Ernest. “Hij was net als zelfstandige schrijnwerker begonnen toen zijn wereld ineenstortte. Johan had al een tijdje rugpijn. Bij een controle bleek er meer aan de hand. Acht keer is hij geopereerd geweest, gevolgd door telkens weken van platliggen.”
Djembé
“Chemo heeft hij nooit gehad”, aldus zijn moeder. “Johans tumor werd weggesneden, maar elke keer kwam het gezwel terug. Het laatste half jaar kon hij niets meer – Johan was op. Hij werd bedlegerig, had 24 uur op 24 pijn en verloor bloed. De laatste weken was het niet meer om aan te zien.” Germaine besloot de verzorging van haar zieke zoon op zich te nemen. “Natasja, Johans vriendin die verpleegster is, kwam drie keer per dag langs. Maar voor de rest deed ik alles zelf. Elke dag het bed verversen, eten maken, opruimen.” Hulp heeft Germaine nooit gevraagd. “Ik deed wat ik moest doen. Ik ben weduwe sinds mijn 47ste, ik heb altijd alles alleen gedaan.”
Johan daarentegen was nooit alleen. “Hij was een sociale gast”, zegt zijn broer. “Ik heb een fietscafé waar hij vrienden had en drie keer per week thee kwam drinken. Hij speelde gitaar samen met mijn vrouw en hij was lid van een djembégroep in Nerem, waar hij elke woensdagavond les volgde. Dat heeft hij nog gedaan tot vier weken voor zijn dood. ‘Om de laatste dingen eruit te kloppen’, grapte hij. Johan was een krachtbom – als hij zich goed voelde, dan kon hij de wereld aan.”
Enkele maanden geleden kwam er een scootmobiel in huis, zodat Johan nog onder de mensen kon blijven komen. “Waar hij overal zat met dat ding”, zucht Ernest, “dat houd je niet voor mogelijk. Hij trok naar Amsterdam, ging wandelen in de bossen, reed naar het veld. Wij waren ongerust: ‘Als je omvalt, vinden we je niet meer!’, maar Johan was niet in te tomen. Hij wilde afscheid kunnen nemen van zijn plekken. In de velden waar wij als kind hebben gespeeld, haalde hij herinneringen op.”
Verlost
De laatste weken van zijn leven bracht Johan door op de palliatieve afdeling van het ziekenhuis in Sint-Truiden. “Het is fenomenaal wat de mensen daar voor hem gedaan hebben”, zegt Ernest. “Maar één ding zat Johan dwars: hij kreeg steeds meer morfine om de pijn te onderdrukken. Hij wist dat er een moment ging komen dat hij dat niet meer zou beseffen, en dat wilde hij niet. Johan wilde bewust blijven en zelf beslissen wanneer hij ging. Hij heeft moeten vechten om euthanasie te krijgen, met een dokter die eerst wel en dan niet wilde meewerken, maar uiteindelijk geraakten zijn papieren in orde.”
De dag voor hij zou sterven, had Johan thuis een paar vrienden en familieleden uitgenodigd. “Maar ‘die paar vrienden’ werd al snel een honderdtal mensen”, zegt Ernest. “Het volk stond tot op straat. De volgende dag zijn we met de familie naar het ziekenhuis gegaan. De euthanasie was gepland om één uur. Om twaalf uur heeft Johan ons nog in zijn kamer geroepen. Hij is rechtgestaan en heeft iedereen een knuffel gegeven. Toen was het alsof er een blok beton van ons afviel. Johan heeft niet alleen zichzelf, maar ook ons van pijn verlost.”