“30 procent van mijnwerkers had stoflongziekte”
Pneumoloog Jan Verhaert verzorgt al 33 jaar stoflongpatiënten
Het begint met een droge hoest en kortademigheid en eindigt met de dood. Stoflong was de meest gevreesde ziekte onder mijnwerkers. Eens je mijnwerkerslongen had, was genezing onmogelijk. De mijnwerkerslong of antracosilicose wordt veroorzaakt door het jarenlang inademen van steenstof vermengd met koolstof. In zijn ernstige vorm is een tergend trage aftakeling onvermijdelijk. Meestal bezwijken de patiënten uiteindelijk aan een hartfalen. Vooral mijnwerkers die vóór de jaren ’60 aan het kolenfront stonden, liepen een zeer groot risico op stoflong.
Als jonge longarts kwam Antwerpenaar Jan Verhaert in 1984 naar de bossen van Rekem (Lanaken) waar het Sint-Barbaraziekenhuis een sanatorium voor stoflongpatiënten had opgericht. Hij heeft er heel veel zware stoflongpatiënten behandeld. Lanaken was het sanatorium voor de Limburgse mijnwerkers met stoflong. Ook familieleden die besmet waren met tuberculose werden er verzorgd. Tbc was een van de gevolgen van mijnwerkerslongen. Tegenwoordig is de afdeling pneumologie overgeheveld naar het ZOL in Genk. Veel stoflongpatiënten zijn er nu niet meer. “Minder dan vijf procent van onze patiënten”, zegt Verhaert. De stofhinder is na de oorlog vooral aangepakt met waterbesproeiing.
Door de mechanisatie is men met minder mensen in de steenkoolpijlers gaan werken waardoor het aantal aandoeningen van stoflong afnam.
“Dat is waar. Vooral de kolenhouwers in de productiesites liepen het grootste risico. Het was ook een tweesnijdend zwaard voor de mijnwerkers. Ze werden betaald in verhouding tot hun productie. Door de bevochtiging steeg de temperatuur nog en werd het lastiger werken. De mijningenieurs moesten de mijnwerkers soms beschermen tegen zichzelf.”
Hoe groot was de kans op stoflongen voor een mijnwerker?
“Van wie 25 jaar dienst had in de ondergrond, had ongeveer 30 procent een ernstige stoflongziekte. Dat betekent ook dat er dubbel zoveel geen stoflongen hadden.”
Wat gebeurt er met je longen als je de ziekte hebt?
“Het is een chronische ontsteking die tot diep in de longen gaat en zorgt voor fibrose of verlittekening van het longweefsel waardoor de longen minder goed functioneren. In een eerste fase veroorzaakt de verstijving van het longweefsel een droge hoest en kortademigheid. Op de duur zal het bindweefsel zich samentrekken en kan dat gepaard gaan met een infectie van tuberculose en het ophoesten van bloed en zwart koolstof. Uiteindelijk zal het evolueren naar respatoire insufficiëntie die op termijn aanleiding zal geven tot overlijden.”
Zijn er nu nog dergelijke ernstige gevallen?
“Wie nu nog een mijnwerkerslong heeft, lijdt meestal aan de minder ernstige vorm en vindt normaal wel een manier om ermee te leven.”
Een van de bijverschijnselen van ernstige stoflong was tbc. Was dat besmettelijk?
“Meestal ging het om een paucibaculaire besmetting, waarbij pauci staat voor ‘weinig’. Maar er werden wel maatregelen getroffen om de omgeving van de patient te beschermen.”
Hadden de mijnwerkers nog andere manieren om zich tegen stof te beschermen? Mondmaskers misschien?
“Mijnwerk is zware fysieke arbeid. Meestal kromgebogen staan in te lage gangen, bij een temperatuur van boven de 30 graden en bijna honderd procent luchtvochtigheid. Dan is het niet evident om met maskers of filters te gaan werken.”
Het fysieke leed van een stoflong werd financieel wat verzacht door een uitkering van het Fonds der Beroepsziekten. Wanneer had men daar recht op?
“Vanaf het moment dat de diagnose stoflong gesteld was. Dat gebeurde op basis van longfoto’s en de hinder, de functionele afwijking. Wie een paar procent stoflong had, kreeg amper een paar honderd frank per jaar, maar wie 75 procent stoflong had, kreeg een klein loon als vergoeding. Het was geen vervangingsinkomen of invaliditeitsuitkering, maar een schadeloosstelling voor een ziekte die veroorzaakt was door zijn job. Na het pensioen verminderde die vergoeding en na het overlijden kreeg de weduwe nog een weduwepensioen.”
Wie nu nog een mijnwerkerslong heeft, lijdt meestal aan een minder ernstige vorm
Pneumoloog Jan Verhaert
Dit systeem bestaat nu nog voor andere beroepen
“Voor aandoeningen van steenkappers bijvoorbeeld. Of asbestose die voor verstijving van het longweefsel zorgt. Of diamantslijpers die ziek zijn als gevolg van kobaltstof. Je hebt ook niet-professionele stofziekten. Zoals de duivenmelkersziekte die veroorzaakt wordt door het stof van de verpulverde uitwerpselen.”
Genezing van mijnwerkerslong is niet mogelijk?
“Neen, eens het erin zit, komt het
er niet meer uit. De klieren zijn vaak zwart van het koolstof.”
Sterven de patiënten van ademnood?
“Omdat alle organen minder zuurstof krijgen, moet het hart veel harder pompen. Vooral de rechterkant van het hart komt zo onder druk te staan. Als het hart faalt, spreken we meestal van een adem-hartstilstand of een cardiorespiratoir arrest.”
Zijn er middelen om de pijn te verzachten?
“Het gaat om ademnood veroorzaakt door zuurstoftekort. We kunnen extra zuurstof geven via een chronische zuurstoftherapie. We moeten ook altijd zorgen dat de luchtwegen openblijven en elke infectie behandelen. Er zijn ook middelen om de luchtwegen te ontzwellen en slijmen weg te werken. Maar dat is allemaal verzachten. Het is een traag en chronisch proces dat jaren duurt.”
XIn de hal van campus Sint Jan van het Ziekenhuis Oost Limburg loopt nog tot 23 december een tentoonstelling over de gevolgen van kool- en steenstof in de mijnen. Het gaat om een initiatief van Mine Art in samenwerking met de provincie, ZOL, vzw Heemkring Heidebloemke en de Heemkundige Vereniging van Geleen. “De tentoonstelling bestaat vooral uit x-ray beelden van mensen die in de mijn hebben gewerkt en foto’s die daar mee te maken hebben”, zegt Xavier Huygen van Mine Art.