Waar gaat ‘Fahrenheit’ over?
Bradbury?
Ray Bradbury (1920-2012) heeft het vaak gezegd: “De bibliotheken hebben me grootgebracht. Ik geloof niet in hogescholen en universiteiten. Ik geloof in bibliotheken omdat de meeste studenten geen geld hebben. Toen ik mijn middelbare school achter de rug had, heerste de Grote Depressie en we hadden geen geld. Ik ging tien jaar lang drie keer per week naar de bibliotheek.” Hij werd een van de meeste gevierde schrijvers van de VS. Toen hij elf was, schreef hij zijn eerste verhalen op boterhampapier.
Tien miljoen exemplaren zijn van zijn boeken verkocht. Op de maan is een krater naar hem genoemd, in zijn geboortestad een park, in het universum een asteroïde, in Los Angeles een plein nabij de centrale bibliotheek; zelfs de landingsplaats waar de NASA op Mars zijn Curiosity-rover neerzette, heet Bradbury. En op zijn grafsteen staat de titel van zijn bekendste boek: ‘Fahrenheit 451’. Een sciencefictionroman? Bradbury: “De mensen vragen me de toekomst te voorspellen, maar alles wat ik wil doen is die juist voorkomen.”
Een donker toekomstvisioen?
‘Fahrenheit 451’ (1953) heeft altijd minder aanzien gehad dan ‘1984’ (1949) van Orwell. Maar toch. Bradbury’s boek gaat over boekverbranding. Hij had in Hollywood de Duitse schrijvers gezien die er arriveerden nadat vanaf 1933 in Duitsland hun boeken waren verbrand. Hij maakte vanaf 1950 senator Joe McCarthy mee, een overijverige communistenjager door wiens toedoen in Hollywood circa tienduizend mensen - acteurs, schrijvers , scenaristen, regisseurs, zelfs Charlie Chaplin - hun werk verloren. “De mensen waren bang voor hun eigen schaduw”, zei Bradbury, die in Los Angeles woonde. In die donkere tijd is ‘Fahrenheit 451’ ontstaan. Onder de invloed van Donald Trumps succes staat ‘Fahrenheit 451’ vandaag weer aan de top van de hitlijsten. De Nederlandse uitgeverij Lebowski komt met een hele serie anti-utopieën onder de titel ‘Grensoverschrijdende fictie’. ‘Dat gebeurt hier niet’ bijvoorbeeld, van Sinclair Lewis, over een nieuwe president die ’Amerika weer groot zal maken’ en met als credo: ’Amerikanen ervan doordringen dat ze het geweldigste ras op aarde zijn.’ Uit 1935. De hoofdpersoon, Guy Montag, is een dertigjarige brandweerman die in zijn stad de nog resterende boeken moet opsporen en verbranden, een officiële brandstichter. Mensen die van hun boeken geen afscheid kunnen nemen, gaan mee in het vuur. Alle inwoners van zijn stad zijn tegelijk drukdoende en half in slaap. Boeken doen nadenken, zaaien twijfels, zijn per definitie subversief. De nieuwe generaties weten zelfs niet meer dat boeken ooit hebben bestaan. Het cijfer 451 dat op zijn helm staat, is de temperatuur (omgerekend 233 graden celsius) waarop papier vanzelf in brand schiet. Op zekere avond loopt een nieuw buurmeisje naast hem op - ”17 en gek”, zegt ze zelf - die hem argeloos, in luttele seconden, attent maakt op de natuur, op het gras en de dauw, de smaak van de regendruppels, de maan. Ze zaait twijfel in zijn hoofd over het leven dat hij leidt. Bij zijn volgende brandactie neemt hij een boek mee naar huis. Hij raakt in verzet, rebelleert en moet op de vlucht, achtervolgd door een killerrobot - een autonoom wapen in de vorm van een hond op acht poten - die chemisch op Montags zweet is geprogrammeerd. Op de dool stuit hij op een aantal mannen die in ‘dwaalkampen’ leven. Elk van hen heeft een boek uit het hoofd geleerd, voor de dag dat de dictatuur voorbij is en opnieuw boeken kunnen worden gedrukt. In dit boek uit 1953 rijden de mensen in straalauto’s of met treinen in hyperloops (denk aan Elon Musk), hebben ze muurgrote tv-schermen (vier is het ideaal) en muziekvingerhoedjes in de oren. Vliegtuigen met nucleaire wapens herleiden de stad tot ‘een hoopje bakpoeder’. De klopjachten maken het boek spannend, beklemmend, koortsachtig, niet zonder een sprankel hoop aan de horizon.
Iets bijzonders nog?
De eerste uitgever liet tweehonderd exemplaren van het boek in een asbestmateriaal inbinden. Vuurvast en gesigneerd. Onbetaalbaar vandaag.