“Mensen behandel je niet als dieren”
Dopingjager Hans Cooman verwerpt het idee om een chip bij atleten in te planten
In het kader van de dopingstrijd zouden topatleten een chip in hun lichaam ingeplant moeten krijgen. Dat meent althans Mike Miller, baas van de World Olympians Association. Slaagkans van dit voorstel? Verwaarloosbaar. Ophef rond dit voorstel? Aanzienlijk. Miller claimt dat er radicale methodes nodig zijn om de zuiverheid van de sport te vrijwaren. Door een chip zou het mogelijk zijn om op elke seconde van de dag het effect van verboden middelen vast te stellen. “Honden ondervinden geen hinder, waarom zouden we niet overwegen om dat ook bij mensen te doen? Momenteel kunnen we alleen op één specifiek moment overtredingen vaststellen, terwijl zo’n chip een constante controle mogelijk maakt.” Was getekend: Mike Miller van de World Olympians Association. Dat is een soort belangenvereniging van zo’n 100.000 olympiers, maar Miller sprak uit eigen naam. Hij waarschuwt voor de snelle ontwikkelingen binnen de medische technologie, waardoor sjoemelaars hun eigen bloed steeds nauwkeuriger kunnen monitoren. Zo zouden ze zich met normale waarden kunnen aanbieden aan de controleurs. De dopingstrijd schurkt wel eens vaker tegen elementaire rechtsregels aan - vermoeden van onschuld, getrapte strafmaat, privacy... -, maar dit voorstel giert doorheen allerlei bochten tegelijk, oordeelt ook Hans Cooman, dopingarts bij de Vlaamse Gemeenschap. “Het doel heiligt toch niet altijd de middelen? Er is trouwens geen enkele kans dat een Ethische Commissie, waar ook ter wereld, zo’n inplanting zou toestaan. Hoe dramatisch komt de privacy dan onder vuur te liggen? Ik denk trouwens niet dat anno 2017 één chip in staat is om de complexe hormonenhuishouding van een mens adequaat te registreren. Theoretisch zou dit systeem inderdaad veel mogelijkheden bieden in de dopingaanpak, maar dat is meer dan één stap te ver.”
De vergelijking met praktijken uit de veterinaire wereld doet Cooman nog meer steigeren. “Je behandelt mensen toch niet als dieren?”
Als het systeem uitsluitend gebruikt zou worden ter vervanging van de whereabouts, toont Cooman wel enig begrip. “Het invullen van die verblijfsgegevens, elke dag opnieuw, vergt toch een serieuze inspanning. Een chip zou dat, weliswaar op vrijwillige basis, kunnen opvangen.”