Waarom Italianen ‘pico bello’ niet begrijpen
Elke week zoekt taalliefhebber Marcel Grauls naar de herkomst van een woord uit de actualiteit. Het kwam vorige week voorbij in ‘De slimste mens ter wereld’: een Nederlands-Italiaans begrip dat een Italiaan niet begrijpt? Pico bello? De quiz-kandidaten hadden geen idee. Picco met twee c’s betekent bergtop, pico helemaal niets. Pico bello is een Nederlandse verhaspeling van ‘molto bello’ (zeer mooi) en piek van piekfijn, waaronder ook puik nog sluimert. Een grapje, een vondst die wel enige magie heeft. Je kunt er zelfs - op z’n Italiaans - een denkbeeldige cirkel met duim en wijsvinger bij maken, in het Italiaans: ‘perfetto’.
Zo’n constructie heet: ‘een afgeleide van een leenwoord’. We lenen een woord en gaan er dan mee aan de haal, nemen er een deel van (cello van violoncello) of houden het nog vast als het in de oorspronkelijke taal is verdwenen. Pico bello duikt voor het eerst op na de Tweede Wereldoorlog, in jeugdtaal, in Amsterdam. De Nederlandse acteur en toneelregisseur Jan Lemaire gebruikt het vervolgens in de titel van zijn zeer populaire kindertoneelstuk ‘Pico Bello, het schoorsteenvegertje’. Een blijspel. Zo verschijnt ‘Pico Bello’ voor het eerst in het ‘Het Belang van Limburg ’: een opvoering door Jeugdtheater Nieuw Eike op 5 november 1965 in Maaseik. Vijftien jaar later wordt het in Limburg nog altijd gespeeld.
Pico Bello maakt de schoorsteen pico bello. Pico bello wordt snel gemeengoed: ‘alles pico bello in orde’, ‘er pico bello uitzien’. Begin 1982 zegt de bekende voetballer Johnny Dusbaba (Anderlecht, Standard) in de krant: “Trainer Goethals heeft me beloofd dat ik mijn kans krijg als ik me pico bello verzorg, er weer voor leef.” Piekfijn moet het zijn: broodjesbars heten vandaag zo en schoonmaakbedrijven. Goed werk van het schoorsteenvegertje.