Proost van de kleine man
ZUTENDAAL
Maar liefst tachtig keer ging Martin Hermans op bedevaart naar Lourdes en nooit heeft hij er één misviering overgeslagen. Zieken bemoedigen en zich bekommeren om de zwaksten in de maatschappij zag de proost uit Zutendaal als zijn belangrijkste opdracht. Maar toen hij zelf ziek werd, had hij het moeilijk met de bekommernis van anderen. ‘Een herder met een goed hart’, zo omschrijft CM Limburg haar proost in een afscheidsbericht. Daarnaast, op dezelfde krantenpagina, het reguliere overlijdensbericht van priester Martin Hermans, dat hem voorts roemt als leraar, proost van de KAJ, proost van de Mijnwerkers-Brancardiers (christelijke organisatie van exmijnwerkers voor zieken, bejaarden en invaliden), proost van de CM Jeugddienst en proost van Samana, het vroegere Ziekenzorg.
Wie lid is (geweest) van een katholieke vereniging, kent ze vast: de proosten of de geestelijke begeleiders – eigenlijk een soort van levende patroonheiligen van bestaande bewegingen. Ze zorgen ervoor dat de ‘K’ in het acroniem van de vereniging nog actief wordt beleden, al is het in de vorm van een bezinning op het jaarlijkse kamp van de jeugdbeweging. Proosten zijn geen light-priesters, zoals wel eens monkelend wordt beweerd. Integendeel: ze krijgen dezelfde opleiding als een pastoor en zijn na het voltooien ervan evenzeer een ‘eerwaarde’. Ze zijn niet noodzakelijk verbonden aan een klassieke parochie – de mensen die ze bijstaan, bevinden zich doorgaans in het verenigingsleven. Dat Martin Hermans allround proost werd, is geen toeval. “Hij was een sociaal bewogen mens die het consequent opnam voor de kleine man”, zegt zijn broer René Hermans. “Arbeiders droeg hij hoog in het vaandel en armen, zieken en gehandicapten konden altijd rekenen op zijn steun.”
Thuis bij de KAJ
Het heilige vuur ontbrandde in Martin Hermans toen hij als tiener een missiepreek bijwoonde van de paters redemptoristen uit Essen. Hij besloot voor het priesterschap te gaan en zijn humaniora te gaan afmaken bij de paters in Essen. Daarna ging hij naar het Klein Seminarie in Sint-Truiden en vervolledigde hij zijn priesteropleiding in Luik. “Ondertussen was hij aan de slag bij de KAJ als provinciaal verantwoordelijke”, zegt René. “Wij waren thuis met vijf jongens en één meisje en de jongens waren allemaal lid van de KAJ in Wiemesmeer.” Het is daar dat het engagement van Martin begon en zijn gemeenschapszin werd aangescherpt. “Bij de KAJ voelde Martin zich echt thuis.” Zijn ouders waren trots dat hun oudste zoon voor het priesterschap koos – een eer die hen een tiental jaar later nog eens te beurt viel toen ook de jongste zoon van het gezin Hermans besloot voortaan als geestelijke door het leven te gaan. Jaak Hermans is vandaag deken in Genk.
“Zelf heb ik het priesterschap van Martin niet zo bewust meegemaakt”, zegt René. “Martin was tien jaar ouder dan ik. Toen hij zijn leven vormgaf, was ik nog een kind. Ik heb zijn priesterschap altijd gezien als een job, maar voor mijn ouders betekende het veel meer. Zij waren erg katholiek en in hun omgeving stonden ze bekend als hulpvaardige mensen.” Hoewel Martin begeesterd werd door het geloof na een missiepreek, heeft hij nooit als missionaris gewerkt. “Hij heeft altijd in Hasselt gewoond en nadat onze ouders stierven, is hij in het ouderlijk huis in Zutendaal gaan wonen”, aldus René. “Martin wilde dicht bij de mensen staan die hij kende en hen spiritueel begeleiden.”
Lourdesreizen
Martin was een fervent bedevaarder. Als proost van CM Limburg en van Samana begeleidde hij maar liefst tachtig bedevaarten naar Lourdes. Beu is hij dat nooit geworden, bevestigt Mariette Swennen, zijn goede vriendin. “Ik denk niet dat er ooit één misviering is geweest in Lourdes die hij heeft overgeslagen. Zieken bemoedigen, naar hun verhaal luisteren: daar leefde hij voor.” Mariette leerde Martin kennen tijdens de CM-kampen die ze samen begeleidden als twintigers. “Vijftig keer ben ik als monitrice naar Zwitserland geweest, meestal met de 17- en 18-jarigen. Soms was Martin erbij, maar contact houden was toen niet zo evident als vandaag. Het gebeurde dat ik een tijdje niets van hem hoorde, en dat we daarna weer samen een kamp deden. Martin heeft altijd verschillende jobs gecombineerd - toen ik hem leerde kennen gaf hij overdag godsdienst en was hij ’s avonds actief voor de KAJ.”
Ook bij Samana traden Martin en Mariette op als begeleiders, maar dan van de Lourdesreizen. “Ik was de verantwoordelijke voor de groepen in het hotel, Martin zorgde voor de spirituele begeleiding. Als ik met de eerste groep naar huis ging, bleef Martin in het hotel om de tweede groep op te vangen. Martin vond veel positivisme in Lourdes, hij kwam altijd gesterkt naar huis.”
Lot zonder perspectief
Eenmaal thuis bleven Martin en Mariette elkaars gezelschap opzoeken. “Ik weet dat de mensen daarover praatten”, zegt Mariette, “maar wij hadden veel respect voor elkaar. Ik leerde Martins familie kennen, hij de mijne. Samen met zijn familie ben ik hem blijven helpen tijdens zijn ziekte – eten maken, hem gezelschap houden.” Enkele jaren geleden stelden dokters bij Martin prostaatkanker vast. De chemotherapie die hij daarvoor kreeg, had hem zo verzwakt dat de dokters in september beslisten dat zijn lichaam een volgende ronde niet meer aankon. “Daar had hij het moeilijk mee”, zegt zijn broer René. “Martin kon er niet goed mee om dat hij daardoor zou sterven. Hij wilde blijven voortdoen.”
“Altijd maar doorgaan: zo was Martin”, schetst Mariette. “Nooit zei hij: ‘Ik heb geen tijd’. Tot enkele weken voor zijn dood is hij nog drie keer per week naar vergaderingen geweest van de CM, om er zijn taak als proost waar te nemen. Thuiszitten was niets voor hem. Hij had het er ook moeilijk mee dat hij geholpen moest worden. De man die zich altijd had bekommerd om de zieken, wist zich geen weg met de bekommernis om zijn lot. Een lot zonder perspectief dan nog: dat vond hij, zelfs als priester, zwaar om te dragen.”