Harmonieus in de harmonie
GENK
Hoeveel muziek kan er in één leven? Veel, in het geval van Albert Houben. Als jonge conservatoriumstudent ging hij aan de slag bij het symfonisch orkest van de mijn in Winterslag en richtte hij zijn eigen sextet op, waarmee hij dansavonden in de Hasseltse Lorka opluisterde. Hij trad op met Rocco Granata, Louis Neefs en Adamo en bleef spelen tot hij niet meer kon. Zijn overlijdensbericht vermeldt dat hij muziekleraar en orkestleider is geweest en dat hij lesgaf aan de Genkse muziekacademie. Geboren in 1930, dus wellicht heeft Albert Houben de hoogdagen meegemaakt van danstenten waar vroeger nog live muziek werd gespeeld wanneer mensen uitgingen. Dat klopt, zegt Alberts zoon Rob Houben. Meer nog: Albert stichtte het Al Houben Sextet, nadat hij eerst had opgetreden met een dixielandband, die ook zijn naam droeg, maar die vanwege de muzieksoort - vroege jazz uit de jaren twintig van de vorige eeuw - niet bepaald aansloeg.
“Elke vrijdag-, zaterdag- en zondagavond was papa aan het werk”, weet Rob. “Vandaag worden muzikanten goed gesoigneerd en is alles aanwezig bij optredens. Vroeger moesten ze met heel wat extra materiaal sleuren: echokamers, luidsprekers - papa nam als hij optrad zelfs een buffetpiano mee op een aanhangwagen.”
Zwarte Lola
Op zijn achttiende trok Albert naar het conservatorium van Luik, waar hij vier jaar trompet studeerde. Door gezondheidsproblemen - vliegend jicht en een haperende hartklep - kon hij zijn vijfde en laatste jaar niet afmaken. Maar zijn talent bleef niet onopgemerkt: het symfonisch orkest van de mijn in Winterslag lijfde hem in. “Papa ging in dienst bij de mijn, niet als arbeider of als bediende, maar als volwaardig orkestlid”, zegt Rob. “Omdat de meeste optredens ‘s avonds plaatsvonden, had hij overdag tijd en schakelde de mijndirecteur hem soms in om klusjes voor hem op te knappen. Maar trompet spelen was en bleef zijn hoofdtaak.”
Albert begon ook een eigen orkest dat in Limburg enige bekendheid genoot, zeker toen het Louis Vanierschot als impresario kreeg, die ook optredens regelde voor het orkest van Bobby Carnarius, nog zo’n Limburgse legende. “Het Al Houben Sextet was een goed orkest”, oordeelt zoon Rob. “Die mannen hadden allemaal aan het conservatorium gestudeerd. Als je hen een partituur voorlegde, konden ze de muziek foutloos spelen. Ze traden onder meer op in de Lorka, al dan niet als begeleidingsband van Marva, Louis Neefs, Adamo, Rocco Granata, Liliane St. Pierre of Annie Heuts, die later bekend is geworden als Zwarte Lola.”
Maar hoe succesvol hij ook was, in 1968 trok Albert de stekker uit zijn dansorkest. Enkele jaren daarvoor had de mijndirecteur hem te kennen gegeven dat de mijnen zouden gaan sluiten, waardoor ook het mijnorkest zou worden opgeheven. Albert koos eieren voor zijn geld en besloot opnieuw te gaan studeren, waardoor hij op zoek kon gaan naar een job met meer werkzekerheid.
Geen hoempapa
Na een geslaagde passage aan het conservatorium in Antwerpen, waar hij zijn laatste jaar afmaakte, werd Albert leraar notenleer aan de Genkse muziekacademie. In die hoedanigheid heeft hij honderden Genkse jongeren de basis van de muziek bijgebracht, zegt Rob. “Papa was een strenge leraar. Hij had ook over alles een eigen mening en daar stapte hij zelden van af - een houding die hem tot op het einde van zijn dagen heeft gekenmerkt.”
Maar Albert stopte niet met muziek maken. Hij werd dirigent bij de harmonieën van Overpelt en later van Riemst, zijn thuisgemeente. “Papa is geboren in Zichen-Zussen-Bolder en is opgegroeid in Kanne, twee dorpen waar er telkens twee harmonieën bestonden die enigszins bits tegenover elkaar stonden”, weet Rob.
Vooral de periode in Riemst is Rob bijgebleven, omdat hij toen meespeelde in de harmonie SintMartinus. “Ik speelde er slagwerk, mijn vader haalde soms zijn trompet boven, mijn grootvader langs vaders kant speelde bugel en mijn opa langs moeders kant speelde klarinet. Mooie tijden, met veel deelnames aan muziekfestivals waar we al eens een prijs wonnen.”
Dat was onder meer te danken aan Albert, die het niveau van de harmonie optrok door ze moeilijkere stukken te laten spelen. “Voordien was het nogal veel hoempapamuziek”, lacht Rob, die eerst een muziekcarrière ambieerde als drummer, maar een uitdrukkelijk drumverbod van zijn vader kreeg opgelegd. “Papa wilde niet dat ik zo in het nachtleven terechtkwam. Hij vreesde dat omdat het voor hem zo was gegaan: in de fanfare van Kanne speelde hij drums. Dat mocht niet van zijn ouders, zodat hij ‘s avonds uit zijn slaapkamerraam moest kruipen om met optredens te kunnen meedoen.”
Mobilhome
Albert Houben bleef lesgeven tot 1984, toen hij vanwege zijn hartprobleem met vervroegd pensioen moest gaan. Hij en zijn vrouw kochten een mobilhome, waarmee ze door Europa reisden. “Dat hebben ze tot een vijftal jaren geleden gedaan”, zegt Rob. “Toen is mijn moeder ziek geworden - zij stierf tien maanden geleden.” Met Alberts gezondheid ging het sindsdien bergaf. “Of hij ziek is geworden van verdriet, weet ik niet”, aldus Rob. “Wij spraken daar niet over. Behalve een hartprobleem kreeg mijn vader ook nier- en leverinsufficiënties. Dat heeft hem uiteindelijk geveld. Zijn lichaam hoopte vocht op en toen zijn nierfunctie volledig uitviel, is het snel gegaan.”
De muziek was opgehouden, de kaars uitgedoofd. Maar de waakvlam blijft branden: muziek zit bij de Houbens in het bloed, de kleinkinderen spelen allemaal een instrument - met dank aan Albert.