13.000 KM VLIEGEN OM RESPECT TE TONEN VOOR MILITAIREN Privacy
Dat de minister ons bezoekt is toch een blijk van waardering
In een vliegtuig zitten, uit die Falcon stappen, handen schudden, speech van waardering uitspreken voor al die soldaten die met de feestdagen niet thuis zijn maar voor het vaderland een opdracht uitvoeren in het buitenland, in het totaal welgeteld 267 kerstcadeautjes uitdelen aan al die Belgen en dan hopla, daar stapt minister Steven Vandeput weer die kleine passagiersjet van Defensie op. Negen vluchten in vijf dagen en ruim 13.000 luchtkilometers op de teller. Al werd er tussendoor achter de schermen bij de bondgenoten ook classified informatie ingewonnen over de toestand in het Midden-Oosten. Wat stond op het menu van afgelopen week? Melsbroek, Tadzjikistan, Afghanistan (2 stops), Qatar, Koeweit, Jordanië (2 stops), Estland, Melsbroek. Normaal was daar ook nog Noord-Irak tussen gepropt, maar daar dacht de Iraakse regering anders over. “Maar de cadeautjes” - een bluetooth luidsprekertje - “zullen onze mensen daar zeker ontvangen”, benadrukt Steven Vandeput nog eens op een van die vele tussenstops.
Ver van de kerstboom thuis
Van Steven Vandeput is bekend dat hij niet de grootste reiziger is van alle Belgische defensieministers. Dat heeft met enige zuinigheid voor publiek geld te maken. En met een soms te drukke politieke agenda tegen het kerstreces aan. En ook met het feit dat hij ook eens graag thuis is. Maar het is nu eenmaal een ijzeren wet: als de feestdagen eraan komen, bezoekt de legertop haar mannen en vrouwen te velde in het buitenland, om haar appreciatie uit te drukken en hen een kerstcadeautje te presenteren, ver van de kerstboom thuis. Een mooie traditie. Die ook gewaardeerd wordt door de soldaten. En als het kan, met de minister erbij. Vandeput doet nu zo’n tournee voor de tweede keer in vier jaar.
S. is een intel-officier uit Kleine Brogel die op dit moment F-16-piloten vanuit die Jordaanse vliegbasis helpt aan waardevolle inlichtingen bij het bestoken van de laatste IS-stellingen. “Ik ben nu de derde keer hier in luchtbasis Al Azraq. Ik heb de oorlog zien veranderen. Heel dynamisch. De eerste keer had IS nog een reusachtig gebied on- der controle. Nu zijn ze gekrompen tot enkele pockets her en der met als laatste stronghold de Syrische Eufraatvallei aan de Iraakse grens. Knap om dat van dichtbij te mogen volgen. Dat de minister ons nu bezoekt en dat we even met hem kunnen spreken, vind ik toch een blijk van dat hij echt wel waardeert wat we hier doen.”
Zo klinkt het vaak bij ‘onze jongens en meisjes’. Al zijn er ook wel enkelen die nog meer appreciëren dat generaal Marc Compernol langskomt, viersterrengeneraal en baas van Defensie. Een niet-Limburger: “Onze generaal is de hoogste militair. Fijn dat die nu ook hier is. Een minister is en blijft een politicus.” Het lot van elke politicus. Je kan onmogelijk voor iedereen goed doen, ook al deel je letterlijk geschenkjes uit. Ook een vaststelling: in het algemeen klagen de militairen niet over hun werk ver van huis en gezin. “De sfeer is bijzonder goed, de accommodatie ook”, zegt luitenant Manon exemplarisch voor vele andere collega’s. “Bovendien zijn mijn vriend en ik aan het verbouwen. Dan is de premie van zo’n buitenlandse opdracht zeker meegenomen.” Afhankelijk van het risico van hun missie en hun precieze functie kan zo’n premie oplopen tot de helft meer loon. Over centen praten ze stilaan makkelijker dan over hun familienaam. Het gebruikelijke naamlint op het uniform draagt ongeveer niemand. Waar ze wonen, is al evenzeer een taboevraag. Thomas, die in Kleine Brogel werkt, analyseert in Qatar, bij het hoofdkwartier van de luchtmacht van de internationale coalitie tegen IS, binnenkomende beelden van onbemande luchtvaartuigen. “Dit is mijn derde Kerstmis in vier jaar tijd dat ik in operatie zal zijn. Er zijn er niet veel die doen wat ik doe. Dus doet men veel beroep op je, ook al omdat België heel vaak F-16’s inzet. Ik wil gerust met u praten, maar mijn familienaam en juiste woonplaats zie ik liever niet in de krant. Ik woon nu in het Brusselse. Ik weet echt niet wie allemaal in mijn buurt woont.”
Op de foto’s zijn er ook een heel aantal gezichten geblurd. Dat ziet er niet uit, maar sociale media en het wereldwijde internet zorgen ervoor dat soldaten tegenwoordig héél argwanend zijn met identiteitsgegevens. Dat wordt met de jaren erger. “Met wat googelen komen ze anders nog bij je thuis uit.” Kortom, der Feind hört mit en de vijand léést ook mee. Misschien wat paranoia van onze militairen, al zijn er wel degelijk meldingen van vreemde contactnames met families op het thuisfront. En dus moet u van mij aannemen dat wat u leest ook gezegd is, ook al is dat tegen de natuur van de journalistiek.
Band on the run
Verder heeft zo’n ministeriële kersttournee iets van een band op tournee, zij het dat het rock-‘n-roll-gehalte ver te zoeken is. Maar toch: If this is Tuesday, this must be … En ook: Waar zijn we morgen weer hoe laat en wat is het uurverschil daar weer met België? En toch was het ook een reis met enkele opmerkelijke conclusies en inzichten voor legertop én voor Steven Vandeput: “Vanachter een bureau kan ik wel
rapporten lezen, maar je kan je pas een echt beeld vormen door te spreken met onze mensen hier ter plekke voor wie ik dus heel veel respect heb.” “Wat ik geleerd heb? Dat er in Afghanistan sinds lang weer een relatief optimisme heerst. En dat in de strijd tegen IS in Irak en Syrië IS grotendeels verslagen lijkt, maar dat het zeker nog niet gedaan is. De coalitie mag in Irak niet de fouten uit het verleden herhalen. In Libië was men te snel weg en in Afghanistan heeft men het veel te lang in de plaats van de Afghanen gedaan.” “Ook al hebben we ons deel aan een hoog ritme gedaan”, zegt Vandeput. “Van alle strikes tegen IS zijn 3 à 4 procent door Belgische F-16’s uitgevoerd. Toch mogen we niet te vlug victorie kraaien. In het complexe Syrië is het nog niet voorbij. Er zijn ook IS-strij- ders die onderduiken en zich hergroeperen. De vraag is niet of er nog aanslagen komen in Mosoel en Bagdad, maar wanneer. Nu komt het erop aan het land te stabiliseren. Hoe België daaraan kan bijdragen, zijn we volop aan het evalueren.”