De stille ster een kerstvertelling
De zware hemel lag als een zwart, lekkend zeil over de wereld gespreid. Het regende al een week zonder ophouden. De kortste dag van het jaar bleek ook de donkerste. De man liep doelloos door de natte straten van zijn stad. Op de kerstmarkt bekeek hij de bezoekers die zich met regenjassen en paraplu’s tegen het weer probeerden te beschermen. In hun bedrukte gezichten ontwaarde hij dezelfde zwaarmoedigheid die hij ook voelde.
De straatlampen wierpen meer schaduw af dan licht, en de flikkerende kerstversiering beklemtoonde de troosteloosheid eerder dan hem te verdrijven.
Toen de man thuiskwam, voelde hij zich terneergedrukt door het gewicht van de dag en ging vroeg slapen. In het midden van de nacht werd hij door iets gewekt. Hij merkte eerst dat er geen regendruppels meer tegen het raam sloegen. Door de onverwachte stilte kon hij iets horen dat hem in verwarring bracht. Buiten floot een vogel vrolijk zijn lied ondanks het nachtelijke uur, de winterkoude en het slechte weer.
Toen hij het raam opende om de vogel te zien, staakte het dier onmiddellijk zijn zang. De man was teleurgesteld dat de vogel zich niet liet waarnemen. Zijn blik dwaalde vervolgens af naar de nachthemel. Eén enkele ster was erin geslaagd om door een scheur in de wolken te priemen.
Het fonkelende licht fascineerde hem. Telkens als een wolk voor de scheur trok, bleef hij wachten tot de ster opnieuw voor hem verscheen. De volgende nacht stelde hij vast dat de ster groter was geworden, en zich een eind over de hemelkoepel had verplaatst - de afstand tussen de kerktoren en een lichtmast.
Elke nacht die volgde, schoof de ster verder van hem weg. Hij was bang dat het kostbare licht voorgoed achter de horizon zou verdwijnen.
De man wist wat hem te doen stond, en pakte zijn koffers. Hij reisde de ster achterna, en trok door landen waarvan hij soms de naam nog nooit had gehoord, of naar streken waar er oorlog woedde. Boven conflictgebieden leek het licht van de ster warmer, dacht hij.
Het fonkelende hemellichaam was zo’n opvallende verschijning in het uitspansel, dat volgens hem geen mens erlangs kon kijken. Daarom begreep hij niet, wanneer hij ergens op een bus of trein stond te wachten, dat andere mensen er weinig of geen belangstelling voor toonden, of het licht zelfs niet konden zien wanneer hij ernaar wees. Omdat de ster nu zo groot en helder scheen, kon hij ook gedurende de dag gezien worden. Hij merkte hoe honden en katten ernaar stonden te staren. En wanneer hij een speelplaats passeerde, hoorde hij kinderen zingen: Grote ster,
Grote ster, Hoog in de hemel, Maar toch niet ver.
In een woestijnnederzetting had een oude, wijze man hem uitgenodigd om te overnachten. Ze sliepen op het dak zoals mensen in de woestijn plegen te doen.
In het midden van de nacht schoot hij wakker en herkende de zang van de vogel die bij hem thuis de komst van de ster had aangekondigd. Hij vroeg zich af welke nieuwe boodschap het dier zou brengen. Vol verwachting keek de man op naar de hemel. Hij begon te duizelen door de miljoenen sterren boven zijn hoofd, als bloemsuiker over de hemelkoepel gestrooid.
Maar zijn euforie over zoveel schoonheid en rijkdom, verdween onmiddellijk toen hij zich zijn ster herinnerde, en merkte dat die uit de hemel verdwenen was.
De hele nacht bleef hij tevergeefs naar zijn trouwe gezel zoeken. ’s Ochtends zag de oude man dat zijn gast ten einde raad was. Hij begreep niet veel van het verhaal over de grote ster, maar luisterde zonder te oordelen. Zijn wanhopige gast wees beschuldigend naar de hemel, alsof de reden voor zijn verlies zich daar bevond.
De wijze man dacht na en stelde voor om de volgende nacht samen op het dak van het huis naar de ster te zoeken. Toen het laatste licht van de zakkende zon achter de horizon verdwenen was, zaten de twee naast elkaar onder de nachthemel.
Nergens anders op aarde fonkelen sterren zo talrijk en schitterend als in de woestijn. Maar omdat het verlies de man zo zwaar woog, vond hij het ondraaglijk om naar al die andere sterren te kijken. Daarom keerde hij zijn blik af.
De ogen die geen troost hadden kunnen vinden in de hemel, vonden de oude man die bewonderend naar de sterren en planeten zat te kijken, de handen rustend op de plaats van het hart.
De man luisterde naar de ademhaling van de wijze en kwam eindelijk tot rust. Hun blikken ontmoetten elkaar. In de ogen van de wijze zag hij de weerspiegeling van elke ster uit het firmament, en moeiteloos vond hij er ook het stille licht van zijn eigen ster terug.
De volgende ochtend nam hij afscheid van de oude man, en reisde naar huis. Zijn familie en vrienden waren opgelucht en gelukkig over zijn terugkeer. Aan de fonkeling in zijn ogen dachten ze te merken dat er iets in hem veranderd was.
Hij glimlachte: “Neen hoor, ik ben meer dan ooit mezelf.” Ooit had hij in de bedrukte gezichten van mensen dezelfde zwaarmoedigheid gezien die hij ook voelde. Nu ontwaarde hij in de ogen van iedereen het hartverwarmende licht van de stille ster.
Vredig kerstfeest en tot ziens.