“Ik vind mezelf een heel klein beetje lui”
Nathalie Basteyns (45), regisseuse
De voorbije twintig jaar gingen hard voor Nathalie Basteyns. Zowel op vlak van haar loopbaan als regisseur, als op privévlak. Na talrijke successen voor televisie (waaronder ‘Beau Séjour’), loopt nu ook haar eerste langspeelfilm in de bioscopen, ‘Façades’ . Maar ze is ook ernstig ziek geworden, enkele jaren geleden. Waardoor Nathalie Basteyns nu in een rolstoel zit, voorgoed vastgepind door MS, een van de minst faire aandoeningen die de natuur heeft bedacht.
Niet dat haar ziekte haar heeft geveld op het vlak van energie en werklust. Toen Nathalie Basteyns vijf jaar geleden het verdict te horen kreeg, leek ze integendeel een versnelling hoger te schakelen. De bijzonder succesvolle reeks ‘Beau Séjour’ werd gedraaid (met hoge kijk- en waarderingscijfers), en daarna volgde de voorbereiding, draaiperiode en montage voor ‘Façades’. Het lijkt er bovendien niet op dat het daar bij blijft. Wanneer we haar spreken in haar ruime seventies-aanvoelend appartement op een hoge verdieping van de Brusiliatoren in Schaarbeek, waar Basteyns woont met haar partner en collega Kaat Beels en de twee kinderen, staan er alweer nieuwe projecten op stapel.
Hoe begint u als regisseur eigenlijk aan een nieuwe reeks?
“Alles staat of valt met een sterk scenario. Zonder dat ben ik niets. Dan kan je geen goeie dingen draaien en afleveren. En wat scenario’s betreft zijn we tot nu toe altijd verwend geweest. Ondanks dat ik vind dat we te weinig goeie scenaristen hebben, en dat er te weinig geld wordt uitgetrokken voor scenario’s. Maar of het nu ging om ‘Clan’ of ‘Jes’, of andere dingen die ik al gedaan heb voor televisie, altijd was er wel die kwaliteit en een klik om tot iets moois te komen. ‘Jes’ had bijvoorbeeld wat minder goeie kijkcijfers, maar qua idee en scenario sta ik er nog voor de volle honderd procent achter en ben ik fier op het eindresultaat.”
Herkent u een bruikbaar scenario meteen?
“Vaak wel, ja. Kijk, we zijn altijd kritisch, maakt niet uit van wie het idee komt. Ik laat me ook niet gauw onder druk zetten: de meeste producenten willen uiteraard altijd dat hun project zo snel mogelijk gedraaid en vertoond wordt. Dat kan wel zo zijn, maar dan nog moet je in de gaten houden of het iets kan worden. Laat ons zeggen dat dat doorgaans in hooguit twee van de twintig gevallen daadwerkelijk zo is. Ik ben altijd de eerste filter, en daarna volgt Kaat. Laatst kregen we iets binnen van een Engelse scenarist, en dat was zo goed... Kaat, dit moet je
echt lezen. Bleek dat zij dat dus ook vond.”
Wat is dan het geheime recept dat je bij zo’n eerste lezing moet aantreffen?
“Mijn hart moet sneller beginnen slaan. Er moet iéts inzitten waardoor je als kijker connectie krijgt. Dat kan het uitgangspunt zijn, de locatie of een personage waar je iets mee hebt. Maakt niet uit. Laatst vroeg iemand me of ik ooit een actiefilm zou overwegen. Tuurlijk! Zoiets als ‘Fight Club’,
De hele wereld kan je werk zien en beoordelen. Maar een stuk in Het Belang is nog altijd écht belangrijk. Dan ben je Limburger, denk ik. Nathalie Basteyns
Regisseuse
onmiddellijk. Of iets romantisch à la ‘Love Actually’, een echte romcom: laat maar komen.”
“De wereld is ook een stuk kleiner geworden. Je kan nu ideeën, zogenaamde treatments, van over de hele wereld lezen, binnen de paar dagen. Dat verruimt je horizon natuurlijk enorm. Voor hetzelfde geld krijgen we vanavond een scenario binnen waarvan we meteen zeggen: wow, dit willen we doen. Of ik ontwikkel zelf iets. Er komen ook interessante ideeën op me af. Zo ben ik iets aan het ontwikkelen met Tiny Bertels, de actrice uit ‘Chaussée d’Amour’. Ook Phara de Aguirre kwam met een fijn uitgangspunt, maar daar mag ik nog niets over zeggen. Beide projecten zitten in de scenariofase, maar dan moet er natuurlijk nog geld gevonden worden. Aan ‘Beau Séjour 2’ zijn we ook aan het schrijven. En dan zijn er nog twee buitenlandse projecten die we erg zien zitten. We zien wel of het zover komt.”
“Eigenlijk is het simpel hoor: goeie personages, sterk uitgangspunt, setting... Ik moet meteen
beeld binnenkrijgen, zoals ik dat noem. Ik moet binnengetrokken worden. Dan weet je dat er iets mogelijk is.”
Was dat bij ‘Beau Séjour’ ook meteen het geval?
“Zeker. Maar daar begon het eigenlijk gewoon bij de locatie in Dilsen-Stokkem. Dat komt door
mijne pa Willy, die helaas vier jaar geleden gestorven is. Hij wou me al een tijdje die plaats laten zien, omdat hij dat zo’n speciale omgeving vond. Toen hij mij meenam naar die plek, viel alles op de juiste plaats. Die wat lugubere setting, dat dialect, het klopte gewoon. Kaat en ik wilden een thriller maken rond een vermoord meisje. Na een brainstorm kwamen de scenaristen met het idee dat het dode meisje haar eigen onderzoek deed en nog door vijf mensen gezien kon worden. En zeker toen we eenmaal gedraaid hadden en aan de montage bezig waren, toen wisten we: yes. Het professionele film- en televisieblad Variety had het in dat verband over Belgian
noir, een beetje wat de Waalse reeks ‘La Trêve’ ook uitstraalde. Een unheimliche sfeer, donker, grauw, al die bossen en veel slecht weer. Mooi toch?” (lacht)
U bent oorspronkelijk van Runkst, maar woont al lang in Brussel. ‘Beau Séjour’ heeft u terug naar Limburg gebracht.
“Jawel, maar ik ben toch nog voor een groot deel Limburgse, merk ik. Toen ik ‘Beau Séjour’ aan het monteren was, met al die Limburgse verwijzingen en dat taaltje, zat mijne pa precies naast me achter de computer. Wij zijn zogezegd altijd underdogs geweest, hé. En ik vind dat prima. Underdog, dat is een positie van waaruit je enkel maar kan groeien, beter worden. Ik ben destijds begonnen bij Paul Jambers, waar ik enorm veel geleerd heb. Daarna volgden reportages, docu’s, werken voor Woestijnvis en Canvas. En ik heb zelfs showprogramma’s gemaakt, iets helemaal anders dan wat ik later ging doen. Maar ik heb dus nergens spijt van: al die dingen leidden uiteindelijk tot het werk dat ik nu doe. En heel gek: door bijvoorbeeld Netflix (waar ‘Beau Séjour’ op te zien is, nvdr) kan heel de wereld je werk zien en beoordelen. Maar een stuk in Het Belang Van Limburg is nog altijd écht belangrijk. Dan ben je Limburger, denk ik.” (lacht)
De mensen die we voor deze reeks interviewen, hebben doorgaans een voortreffelijk traject afgelegd. Maar altijd is er wel iets waarvan ze nu denken: dat had beter gekund.
“Op professioneel vlak zou ik dat niet kunnen zeggen. Uiteraard waren er kleine tegenvallers: een kijkcijfer hier, een kritiek daar. Maar niks om van te zeggen dat het als een zware tegenslag werd ervaren. Nee, mijn grootste tegenvaller is zonder twijfel mijn ziekte, multiple sclerose. Die zorgt er voor dat ik nu al vier jaar in een rolstoel zit.”
“Ik denk wel eens: alles gaat goed. Fijn werk dat breed geapprecieerd wordt, twee kinderen (Jean is 6 en Nico is 3,
nvdr) en Kaat. Met hen ben ik dolgelukkig. En dan moet er blijkbaar toch een kink in de kabel komen. Nu, de symptomen waren er al langer, al vielen die toen niet zo op. Ik ben bijvoorbeeld al heel m’n leven wat onhandig geweest. Dat werd op den duur zelfs een grap op de filmset: pas op, leg de kabels opzij want Nathalie komt er aan! De kans was groot dat ik er over zou struikelen. (lacht) Nu weet ik dat dat al een voorbode was van wat komen ging. De dokters dachten nog een tijdje dat ik een tropische ziekte had, of iets met epilepsie. Maar toen kwam het verdict van een neuroloog: MS. Ik weet nog dat actrice en meter van Jean, Kadèr Gürbüz bij me was toen ik de diagnose kreeg, omdat Kaat die dag niet kon. Die viel bijna letterlijk uit haar stoel.”
Hoe moet ik me dat voorstellen, de dagelijkse omgang met MS in het leven van een jonge en zeer actieve vrouw?
“Nou, het is enorm ingrijpend. Ten eerste die rolstoel, natuurlijk. Daar houdt niemand rekening mee in zijn of haar leven. Voortdurend is er iemand die me moet bijstaan. Thuis of op de set, of in de kantoren van productiehuis deMensen, waar ik voor werk. Altijd is er een assistente die me daarmee helpt. En er is de pijn, iedere dag, elke seconde. Zodanig veel pijn dat het je ‘s nachts wakker houdt. Het gaat bij mij om primaire progressieve multiple sclerose, en dat verergert iedere dag. We proberen nu via chemo de zaak te vertragen. Dat kan, maar de klok terugdraaien kan uiteraard niet. En gaandeweg komen er andere klachten bij. Nu heb ik bijvoorbeeld veel last van een haperende oogzenuw. Oogarts in paniek, assistente in paniek. En ik: Oké, hoe pakken we dit hier aan, wat gaan we doen?”
U lijkt me inderdaad iemand die niet bij de pakken blijft neerzitten, zelfs niet in moeilijke omstandigheden.
“Klopt, dat heb ik altijd al gehad. Ik heb nogal een hoge Yes we can
factor. Wir schaffen das! Toen we voor ‘Façades’ het gevoel kregen dat de Nederlandse cabaretier Theo Maassen wel eens perfect zou kunnen zijn voor een van de mannelijke hoofdrollen, belde ik hem meteen op. Twee dagen later zaten we de rol al te bespreken in Eindhoven. Zo zit ik een beetje in mekaar, toch.”
“Ik moet ook wel, natuurlijk. Mijn tijd is misschien gelimiteerd, dus vanuit die gedachte reageer ik nogal snel met: Komaan, what’s
next? Ik heb wel gemerkt dat ik minder ver in de toekomst kijk dan vroeger. Vroeger ging ik op vakantie en was ik op het vliegtuig al bezig met de volgende reis. Nu niet meer, nu gaat het over seffens. Daarna zien we wel. Zelfs binnen zeer korte tijdvakken: dit gesprek gaat goed, maar het kan best zijn dat ik over een uur ontzettend veel pijn heb en moet gaan liggen. Ik drijf als het ware op adrenaline én Dafalgan.”
In hoeverre speelt Kaat een grotere rol nu u ziek bent?
“Ha, een heel grote rol. Altijd trouwens, ook voor mijn ziekte. Zij is mijn soulmate, mijn steun en toeverlaat. Mijn grote liefde ook, en natuurlijk de moeder van mijn kinderen. Om nog maar iets te noemen: als straks blijkt dat dat probleem met m’n oogzenuw echt ernstig is, dan kan ik nog altijd regisseren door gewoon te luisteren. Omdat ik weet dat Kaat ook nog altijd kan kijken, ik heb haar ogen op de set. Om maar te zeggen: Kaat is het belangrijkste voor mij.”
“Over dat luisteren gesproken, ik doe dat eigenlijk nu al: ik bekijk tijdens het draaien twee takes vanuit het technische aspect, en vanaf dan doe ik mijn ogen dicht en luister ik naar de dialogen. Vooral vanuit de vraag: geloof ik het?
Dat werkt prima.”
Bent u gelukkig?
“De samenvatting van mijn leven tot nu toe is zondermeer geslaagd. Ik zou het zelfs een 8,5 op 10 durven geven. Dat is goed, maar het is géén 9,5 op 10. Dat puntje extra zou er zijn mocht ik niet ziek zijn. “
“Maar als het gaat over het pure geluk, dan twijfel ik dus. Ondanks alle dingen die me in principe gelukkig zouden kunnen maken, Kaat, de kinderen, mijn job… zijn er dus uiteraard nog die MS en dat vervelend masjien waaraan ik gekluisterd zit. Tja, dan voelt het toch aan alsof het ware geluk onmogelijk is. Zou het leven anders verlopen zonder die hindernissen? Dat weet je dus nooit.”
Wat zou beter kunnen op vlak van werk?
“’Façades’ voelt voor mij aan als een stap vooruit, maar aan die 10 gaan we toch nooit geraken. Ik ben bijvoorbeeld erg koppig en soms wat lui. Dat laatste zal niemand aan mij kunnen merken, maar ikzelf weet: ik had nu ook aan nog andere dingen kunnen werken.”
Een slotbemerking: het valt me op dat u voor 90 procent opgetrokken lijkt te zijn rond uw job, rond werken. Of heb ik dat fout?
“Je stelt me ook vooral vragen over mijn job, natuurlijk. Oei, ik ben eigenlijk wat saai,
ofwa? (lacht) Ik moet dringend veranderen! Neen, ik kan niet meer goed bewegen, dus moet ik het wel met mijn hoofd doen. Voortdurend vind ik dingen die ik bijna automatisch koppel aan iets
mee doen. Ik ben nu bijvoorbeeld aan het lezen over het menselijk brein. Geneeskunde heeft me altijd al geïnteresseerd. Dus wie weet was ik ooit arts geworden. Helaas, verder dan wat doktertje spelen ben ik nooit geraakt.”
Oogarts in paniek, assistente in paniek. En ik die vroeg: Komaan, hoe pakken we dit hier aan? Ik ben nogal praktisch ingesteld, ja. Nathalie Basteyns
Regisseuse