Tongenaar Olivier Rizzo stylist bij Calvin Klein
Tongenaar Olivier Rizzo is stylist van de grootste sterren en bekendste modehuizen
ANTWERPEN - Hij stylet de modeshows van Prada en Calvin Klein, laat de grootste wereldsterren schitteren in mode- en parfumreclame en mag zich de boezemvriend noemen van Raf Simons, die andere Limburgse modetopper. En toch is Tongenaar Olivier Rizzo (48) in ons land zo goed als onbekend. “Het is nog maar de vierde keer in mijn leven dat ik ja zeg op een interviewaanvraag”, zegt de stylist met wereldfaam die bewust de luwte opzoekt. “Het is toch prachtig dat ik in Antwerpen met mijn fietske naar de bakker kan rijden zonder herkend te worden.”
Een van die vorige drie interviews was dus twintig jaar geleden in onze krant, voor de reeks ‘U hoort nog van hen’. Toen vertelde Rizzo, destijds nog niet zo lang afgestudeerd aan de Antwerpse modeacademie, dat hij onder meer de styling deed voor reclamespots en de productie van de modepagina’s in Knack Weekend. Het Limburgse modemerk Kyuso en het huis Natan waren twee van zijn opdrachtgevers. Niet slecht, maar het bleek nog maar het begin van de carrière die hij de voorbije twintig jaar zou uitbouwen. Gewoonlijk worden interviewaanvragen beleefd afgewimpeld, maar dit keer maakt hij met plezier een uitzondering en worden we hartelijk ontvangen in Antwerpen, waar hij samen met zijn partner, de gerenommeerde modefotograaf Willy Vanderperre, woont.
Twintig jaar geleden zei u ‘Als mijn moeder en mijn zus kleren gingen kopen had ik altijd commentaar’. Is dat nog steeds zo?
“Ik ga nog heel graag shoppen met mijn moeder, mijn zus en nichtje van twintig, hoewel ik er nu minder tijd voor heb. Ik amuseer me een bult als hun personal shopper. Of ik breng spullen mee waarvan ik denk dat ze ze plezant zullen vinden. We zijn een kleine familie, erg gehecht aan elkaar.”
U werkt als stylist en consultant voor de grote modemerken. Wat houdt dat in?
“Styling op professioneel niveau gaat veel verder dan alleen maar zeggen welk T-shirt of welke broek iemand moet aantrekken. Het gaat ook over de persoon die de kleren draagt, haar, make-up, licht,... Er wordt tegenwoordig heel veel macht gegeven aan stylisten. Nadat ik bij Prada begonnen was, vonden sommige mensen dat Prada er door mijn inbreng plots helemaal anders uitzag. Ik was het daar niet mee eens, hoewel dat ook een compliment kan zijn. Maar wat ik wil zeggen: als je het geluk hebt te werken met designers die openstaan voor wat je te zeggen hebt, kan dat een heel boeiend resultaat opleveren. Iets waar geen van beide partijen op voorhand aan gedacht had. Dat is wat ik interessant vind.”
Ik ga nog heel graag shoppen met mijn moeder, mijn zus en nichtje van twintig. Ik amuseer me een bult als hun personal shopper Olivier RIZZO Stylist
Niet lang na uw eerste interview in onze krant is uw carrière in een stroomversnelling geraakt. Hoe is dat gebeurd?
“Willy en ik kennen mekaar van de modeacademie, net als Peter Philips, die intussen de creatieve directeur van make-up is bij Dior. Een paar jaar nadat we afgestudeerd waren, waren we allemaal al serieus aan het werken. Maar soms hadden we zin om heel vrije projecten te doen, waarbij we onze gevoelens de vrije loop konden laten. Zo waren we ons op een middag aan het amuseren. Gewoon in ons appartement, waar heel mooi daglicht was. Een van de foto’s die we toen gemaakt hebben, was van Robbie, een jongen in een zwarte jas van Raf Simons en met een Mickey Mouse op zijn gezicht geschilderd. Het beeld is onder meer onder ogen gekomen van de hoofdredacteur van het in New
York gevestigde Visionaire. Via hem is het beeld verschenen in het nulnummer van V-magazine. Die foto werd gemaakt in februari 1999 en minder dan een jaar later had ik een exclusiviteitscontract bij Louis Vuitton voor de mannenshows, waren we shoots aan het doen voor Vogue en anderen en hield het niet meer op. Die foto is intussen uitgegroeid tot boegbeeld van een generatie en heeft covers van boeken gehaald. Nog altijd wordt er vaak naar verwezen.”
U heeft twaalf jaar een exclusiviteitscontract gehad voor de defilés van de Prada-groep: Prada dames, Prada heren en Miu Miu. Krijgt u vaak aanbiedingen van andere huizen?
“Ik blijf heel veel aanbiedingen krijgen. Ik heb het geluk dat er veel mensen zijn die graag zien wat ik doe.”
Sinds kort is er ook Calvin Klein bijgekomen. Hoe is de samenwerking met uw goede vriend Raf Simons?
“Dat is onvoorstelbaar. We hadden er vooraf lang over gesproken. Gaan we het wel doen? Het was uiteindelijk
heftig, maar wel geweldig.”
Wie van jullie is de moeilijkste om mee te werken?
“Allebei. (lacht) Ik weet dat ik geen gemakkelijke mens ben om mee te werken en Raf weet dat van zichzelf ook. Het fijne aan Raf - en mevrouw Prada trouwens ook - is dat je als stylist close met henzelf samenwerkt. Terwijl je bij veel designers enkel hun assistenten te zien krijgt en zij zich beperken tot achteraf het applaus in ontvangst nemen. Dat heb ik helaas bij andere huizen ook al meegemaakt.”
Hoe heeft u Raf Simons leren kennen?
“Voordat ik naar de academie ging, heb ik stage gelopen bij Walter Van Beirendonck. De eerste dag van mijn stage deed Raf ook zijn eerste dag daar. Na een maand waren we beste vrienden. Vier jaar later, toen ik in het laatste jaar van de academie zat, was Raf mijn grootste fan: de wereld op zijn kop.” (lacht)
Was u al vroeg met mode bezig?
“In de eighties, aan het atheneum in Tongeren was ik erg new wave, met een frak van mijn grootvader. Maar dan ben ik overgestapt naar een school waar iedereen naar Wham! en Duran Duran luisterde. Van de ene dag op de andere heb ik mijn look helemaal veranderd: mèches in mijn haar, zonnebankkleurtje en van top tot teen een preppy milletlook. Toen besefte ik dat ik dat fun vond en dat je mode ook kunt ge- bruiken om je aan te passen aan een situatie.”
Raf Simons, Martin Margiela, u: is het toeval dat er zoveel modetalent uit Limburg komt?
“Ik ben ervan overtuigd dat wij het voordeel hebben dat we de smeltkroes van Vlaanderen zijn. In Tongeren groei je op met Ambiorix en die fantasiewereld van oude Belgen en Romeinse soldaten die me als kind zo fascineerde. Je zit er vlakbij Nederland. Zonder Doe Maar zou ik niet zijn wie ik ben. Tel daarbij nog Engelse popgroepen als Depeche Mode en Duran Duran, de donkere poëzie van The Smiths en Joy Division, de invloed van de Neue Deutsche Welle (Duitse stroming in de popmuziek, nvdr.) en de Franse cultuur. Als je dat allemaal mixt, kom je tot een heel brede kijk op de wereld die nodig is om creatief te zijn.”
Bij het grote publiek zijn de reclameshoots die u doet voor de grote modehuizen wellicht nog bekender dan uw werk op de catwalks. De campagnes met David Beckham in Armani-ondergoed heeft iedereen gezien. Bent u daar even trots op?
Absoluut. Een van die shoots was een work-outscenario op het strand van Malibu, op een privéstrand naast het huis van
Brad Pitt. David was toen hot news in Amerika, want hij was pas verhuisd naar Californië voor LA Galaxy. De hoeveelheid helikopters die boven het strand cirkelden, het enorme aantal paparazzi en securitymensen: het was echt absurd. We hebben ons een breuk gelachen, ook al omdat David een heel grappige man is.”
U heeft intussen met half Hollywood gewerkt. Raakt u nog onder de indruk van beroemdheden?
“Voor mij gaat het er vooral om of het aangename mensen zijn of niet. Vaak zijn de beroemdheden zelf heel aangenaam, maar is het hun entourage die moeilijk doet. Assistenten, publicists, agents, managers: twintigduizend man moeten op voorhand hun zeg doen. Met David was dat ook zo: vooraf een hele discussie over welke onderbroek hij wel of niet moest aantrekken. Tot David uiteindelijk zelf verscheen. Ik zei: ‘David, dat is de beste onderbroek’. Waarop hij: ‘Ja, natuurlijk’. En heel die entourage zweeg. Die komedie is heel erg in LA.”
Is het hard werken, zo’n reclameshoot?
“Voor Calvin Klein van deze winter wou Raf een American highway en een billboard met de eerste introductiecampagne van Calvin Klein als decor. Het was een van de meest waanzinnige producties die ik ooit gezien heb. Ik denk dat er twee- à driehonderd man rondliep op de set. Het was mei, we zaten in the middle of
nowhere en het was veertig graden. De dag dat we eraan begonnen was er een zandstorm. Zodra je uit je tent kwam, vloog je bijna weg en hing je vol zand. Iedereen was dus ingepakt, ook al zweette je je een ongeluk. Maar het ergste was het voor de modellen. Die stonden daar op hoge hakken terwijl ze hun best deden om een half uur aan een stuk hun ogen open te houden. Daar kun je alleen maar bravo voor zeggen.”
U heeft inspraak in de selectie van de modellen voor de catwalk. Is gewicht een aandachtspunt?
“Je kunt je kop niet in het zand steken. Ik vind de meisjes met wie we werken heel mooi en ze zijn slank, maar ik vind niet dat ze te mager zijn. En als mensen toch te mager zijn, boek je ze niet. Als stylist sta je letterlijk heel dicht bij die jongens en meisjes. Je gevoel zegt of het juist zit of niet. Maar vandaag is alles sensatie in de wereld en mode is heel grijpbaar voor commentaar.”
Ik had vandaag graag een fotograaf meegebracht, maar dat wou u liever niet. Waarom niet?
“Ik doe het gewoon niet graag. Er bestaan van afgelopen twintig jaar twee of drie officiële portretten van me en tegen al de rest zeg ik nee. Het geeft me een enorm onaangenaam gevoel om vóór de camera te staan. Ik hou er veel meer van om achter de camera te werken.”
Net als Raf Simons mijdt u de aandacht. Geen wonder dat u ondanks uw cv onbekend bent in België.
“Willy en ik zijn onlangs samen met Raf en mijn nichtje Julie naar de uitreiking van de Belgian Fashion Awards geweest, toen Raf daar zijn prijs kreeg. Maar eigenlijk waren Willy en ik zelfs niet uitgenodigd. (lacht) Geen sant in eigen land klopt dus wel. Maar ik vind dat niet zo erg. Het is een bewuste keuze om zelf niet in de aandacht te komen. Mijn werk moet voor zich spreken. En als het iets betekent voor iemand, ergens in de wereld, ben ik al content. Dat is het mooiste compliment dat ik kan krijgen.”
Tot slot: waar hoopt u over twintig jaar te staan?
“Het enige dat ik echt zou willen is dat ik kan voortdoen met de dingen die ik graag doe. Op dit moment ben ik heel tevreden en trots op wat ik doe. Dat gevoel hoop ik nog twintig jaar vast te houden. Zodat ik op mijn 68ste zal kunnen zeggen dat ik me goed geamuseerd heb.”