Het Belang van Limburg

“In Lombardije zien ze mij niet meer terug”

-

Laurens De Plus: “Wanneer is uw volgende onderzoek?”

Jan Bakelants: “Binnen drie weken. Fingers crossed.”

Laurens De Plus: “Voilà. Het staat in mijn agenda. Ik zal u zeker een bericht sturen.”

Het is 15 uur. Een goeie drie uur lang hebben de twee samen gezeten om herinnerin­gen op te halen, verzuchtin­gen te delen en vooruit te blikken naar betere tijden. “Het blijft spijtig dat we hier alle twee zitten, Jan. Maar ik vond het toch leuk. Ik wil nog vaker met jou uit eten.”

Eerst even terug naar die zwarte zaterdag. Wat weten jullie nog van de val?

Laurens: “Ik viel als eerste, diep in het ravijn. Ik dacht meteen: Amai, dat ik dat hier heb overleefd. Ik zwijmelde wat, maar werd opgeschrik­t door een luide plof. Een paar seconden later hoorde ik een renner die heftig kreunend probeerde te ademen. Ik hoorde mijn ploegmaat Dries Devenyns roepen: Bakie ligt hier! Echt niet goed.”

Jan: “Ah, dat was Dries, of wa?” Laurens: “Ja. Omdat ik zo diep lag, hadden ze mij nog niet gevonden. Ik had Dries via mijn oortje gezegd waar ik lag. Hij is meteen gestopt om mij te komen zoeken. Er lagen nog renners. Soit, ik hoorde je ademhaling en wist dat je een klaplong had.” Jan: “Straf. Die hebben ze in het ziekenhuis pas een dag later ontdekt.”

Wat herinner jij je nog, Jan?

Jan: “Ik weet dat ik over die vangrail tuimelde... Maar hoe of wat? Geen idee. Misschien beter zo. Ik was me wel meteen bewust van de ernst. Ik was bang dat ik verlamd was, maar kon direct mijn voet bewegen.”

Laurens: “Op zo’n moment denk je aan het slechtst mogelijke scenario. Paniek in heel je lijf. Ik dacht dat mijn knie in tien stukken gebroken was. Wat ik mij nog afvraag, die motor...”

Jan: “Zwijg ervan. Toen ik op de brancard lag en op het punt stond in de ziekenwage­n te worden gehesen, wou een motor van de organisati­e nog passeren. Ik weet niet waarom. De koers was al drie kwartier gepasseerd. Maar hij moest zo dringend dat hij over mijn been is gereden.”

Laurens: “Waanzin. Zo’n machine weegt snel 200 kilo. Voor hetzelfde geld liep je nog een beenbreuk op.”

Jan: “Die hulpverlen­ing, hoe slecht was dat? Dat Dries Devenyns de eerste hulp moest bieden... Ik had een kritieke rugblessur­e. De kleinste verkeerde beweging in mijn rug en ik was verlamd geweest. Maar er was geen helikopter voorzien. Ik werd vervoerd in een gammele ziekenwage­n, waarvan de vering volledig versleten was. Onderweg naar het ziekenhuis van Como heb ik elke put in het wegdek gevoeld. En dat zijn er veel daar...”

Hebben jullie achteraf de organisati­e nog gehoord?

Jan: “Niks. Geen excuses, laat staan een boodschap van beterschap.”

Laurens: “Triestig. In het ziekenhuis kreeg ik ook geen voorrang. Voor mij in de wachtrij zat een man met een pietluttig sneetje in de neus. Terwijl je net 200 kilometer hebt gekoerst, je knie hebt gebroken en nog niet hebt kunnen eten. Gelukkig bleef onze ploegarts

Jan BAKELANTS steeds bij mij.”

Jan: “Drie uur na het ongeval vertrok mijn arts naar huis. Ik lag daar alleen en zag boven mij de bedenkelij­ke blikken van het ziekenhuis­personeel. Ik heb dan mijn ouders gebeld. Mijn vader is spoedarts. Die zijn samen met Daphne en Julia naar Italië gereden en de volgende dag aangekomen. Zij konden wel inschatten dat ik daar niet geopereerd zou worden. Nadien volgde een robbertje verzekerin­gsvechten om mij te repatriëre­n. Ik ben uiteindeli­jk moeten terugkeren in een gewoon vliegtuig met mijn bed op de laatste rij stoelen.” Zaterdag 7 oktober. Ronde van Lombardije. Tijdens de afdaling van de Muro di Sormano maakt eerst Laurens De Plus (Quick Step Floors) en een minuut later ook Jan Bakelants (AG2R-La Mondiale) een doodsmak in een blinde bocht. Bakelants revalideer­t nog steeds van zijn vier gebroken ruggenwerv­els. De Plus is volledig hersteld van zijn breuken in het rechterbee­n en begint aan zijn tweede

Dienden jullie klacht in?

Jan: “Dat haalt niets uit. Als er iets gebeurt, is het altijd de fout van de renner en kijkt de organisati­e met een dedain naar jou omdat je je zogezegd roekeloos hebt gedragen of de bocht verkeerd hebt ingeschat. Terwijl de organisati­e duidelijk zeer nalatig is geweest. Het parcours was onveilig. Ze hadden op z’n minst een signaalgev­er of een vangnet kunnen plaatsen. Zulke blinde vlekken op een parcours, dat is toch niet meer van deze tijd?”

Laurens: “We waren ook niet de enigen die daar zijn gevallen. Vijf renners in het ravijn en nog eens zo veel die – gelukkig voor hen – op straat bleven.”

Moet de rennersvak­bond dan niet ingrijpen?

Jan: “Die mannen doen niets. Ik snap eigenlijk niet dat wij die een deel van ons loon afgeven.” Laurens: “Ik heb die mannen ook niet gehoord. Wel als het gaat om remschijve­n, die zogezegd gevaarlijk zijn. Terwijl die nieuwe versies zo bot zijn als wat. Superveili­g.” Jan: “Hetzelfde met het verkleinen van de ploegen, zogezegd voor de veiligheid. Zever.” Laurens: “Ik snap niet wie dat ooit goedgekeur­d heeft..”

Jan: “Ze voeren discussies over pietluttig­heden om de aandacht af te leiden van de echte problemen. Er is binnen het peloton ook geen eensgezind­heid. Als ik zeg dat die afdaling levensgeva­arlijk was, gaan er honderden coureurs zeggen dat het niet waar is en dat ik moet zwijgen. Maar goed. Ander onderwerp. Anders zijn wij weer de zeuren.”

Die mannen van de rennersvak­bond doen niks. Ik snap niet waarom wij hen een deel van ons loon afgeven

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium