Scheve schaatsen rijden
Ze kleurt behoorlijk Limburgs, de Belgische shorttrackdelegatie in PyeongChang. Schaatser Ward Petré is een rasechte Herkenaar, en ook z’n collega Jens Almey en coach Pieter Gysel verblijven in onze provincie. De reden? De uitvalsbasis van team Belgium is de Hasseltse ijsbaan De Schaverdijn. Onze journalist hoefde maar gewoon de straat over te steken om les te krijgen van de beste shorttrackers van het land. Vroeg uit de veren kunnen. Dat is vereiste nummer één om een goeie shorttracker te worden. “De training begint om 7 uur”, laat coach Pieter Gysel weten. Of het oké is als ik er iets voor 7 ben, dan? “6.40 uur graag, je moet ook nog schaatsen en pak passen.”
Ik ben alvast niet de enige die nog niet goed wakker is als ik de kleedkamer binnenkom waar olympiërs Jens Almey (21) en Ward Petré (21) zich samen met hun teammaats klaarmaken voor de training. Petré is een guitige student LO uit Herk-de-Stad. “En hij wordt graag de breedste van de twee genoemd”, vertelt Gysel met een knipoog. Almey is dan weer de grootste. Iets ernstiger ook, en afkomstig uit Deinze. Beide schaatsers komen volgende zaterdag al direct in actie op dag één van de Spelen, allebei op de 1.500 meter.
Hoe dat ook alweer precies zit met dat shorttracken en die afstanden? Wel: vier tot zes rijders leggen op een ovalen, korte ijsbaan (een ‘short track’) van 111,11 meter een bepaalde afstand af: 500, 1.000 of 1.500 meter. Wie het eerst over de meet komt wint. Het doel is dus niet per se om zo snel mogelijk te schaatsen, wel om als eerste te finishen. De sport staat bekend om haar spectaculaire inhaalacties, valpartijen en scheef hangende schaatsers. Et voilà het doel voor vandaag. Het goede nieuws: ik mag een pak lenen van Petré (al een geluk dat hij “de brede” van de twee is). Het slechte nieuws: Gysel, zelf ook jarenlang professioneel shorttracker, heeft een versleten paar ijzers van onder het stof gehaald, en een paar schoenen die minstens even oud lijken als ikzelf. “Ik ga de ijzers eronder draaien zoals het moet”, legt hij uit. “En dat is niet midden onder je voeten, maar bij beide schaatsen een
Pieter GYSEL, coach paar centimeter naar links.” Of ijzers ook zo lang, krom en rond horen te zijn als deze? “Jazeker. Allemaal bedoeld om zo optimaal mogelijk linksom rondjes te rijden.” Dat rechtdoor schaatsen vandaag moeilijk zal worden, heb ik nu al in de gaten.
Opvallend: in de kleedkamer daarnet was iedereen druk in de weer met z’n schaatsen: slijpen, afstellen, ijzers vastdraaien…
Petré: “Zo is dat altijd. Ons materiaal moet nu eenmaal elke training in orde zijn. Vóór elke training slijpen we sowieso de ijzers met een speciaal blokje. Soms vervangen we onze ijzers zelfs tjídens een training. In België zijn de ijsbanen namelijk vrij vuil, waardoor de schaatsen snel bot worden. In het buitenland hebben we daar minder last van.”
En jullie schoenen, die lijken me vrij hard?
Gysel: “Ja, des te belangrijker is het dat ze goed passen. Sommige schaatsers doen wel tien jaar met een paar, zo gehecht zijn ze eraan. Ze laten ze nog liever herstellen dan dat ze nieuwe kopen. Ward bijvoorbeeld draagt dan weer twee verschillende schaatsen. Het ene model zat links beter, het andere rechts. En dus heeft hij ze allebei gehouden.”
Is er een reden dat ik niet zomaar in mijn sportkleren mocht schaatsen en dat ik een pak van jullie aan moet?
Almey: “Ja. Onze pakken bieden veel meer bescherming bij valpartijen dan gewone kleding. Er zitten kniebeschermers in, en de stof is zo opgebouwd dat ze niet scheurt als er een ijzer langs af glijdt. Maar komt de schaats er met de punt récht op af, dan gaat die er alsnog doorheen, hoor. Kijk maar naar het pak dat jij van Ward hebt gekregen. Daar zit wel degelijk een gat in.” (lacht) Terwijl ik op het ijs alvast probeer te wennen aan die lange, kromme en ronde schaatsijzers, komen Petré en Almey direct op snelheid. Wat gaan ze laag en snel door die bochten heen! Tot wel 50 km/u blijkbaar. Met de topjes van hun linkervingers schuren ze over het ijs. Dát wil ik ook. “Maar dat gaat jou vandaag niet lukken”, grijnst Gysel. “Begin alvast met een diepe positie. En probeer om constant druk op je schaatsen te houden. Shorttracken is zoals fietsen in een zware versnelling: er is altijd een gelijkmatige tegendruk, en je trapt nooit in het niks.”
Ter illustratie neemt Almey me op sleeptouw op een kleine cirkel. Linksom uiteraard, want shorttrackers draaien maar één kant op. “Duw nu heel geleidelijk je rechterbeen naar buiten en weer naar binnen - opnieuw en opnieuw - zonder een voet op te heffen. Je wilt zo veel mogelijk je gewicht op dat rechterbeen hebben.” Gewicht op rechts in een bocht naar links? Ik besluit dat het natuurkunde-gewijs niet mogelijk is. En oh ja, mijn bovenbenen staan nu al in brand (en ik zit niet eens diep genoeg).
Altijd linksom schaatsen: wil dat dan zeggen dat de ene kant van jullie lichaam meer ontwikkeld is dan de andere?
Almey: “Eigenlijk niet. We moeten eerder onze onnatuurlijke houding compenseren. We schaatsen altijd met een licht bolle rug, parallel aan het ijs. Dat kan problemen veroorzaken.”
Dus jullie schaatsen werkelijk nooit rechtsom?
Petré: “Ik denk niet eens dat wij dat kunnen! En er is ook nergens ter wereld een wedstrijd die de andere kant op draait, nee.”
Hoe ziet een trainingsweek eruit?
Petré: “We trainen gemiddeld acht keer op het ijs, en we gaan drie keer naar de fitness. Verder trainen we onze core en doen we sportspecifieke spierversterkende oefeningen. Om onze crossovers (de overzetpas die ze maken in de bocht, nvdr.) te oefenen bijvoorbeeld, hangen we zijwaarts in de cables, een soort van elastiek waar je je met je hele gewicht van weg wil duwen. Erg pijnlijk voor de benen, maar dat is net wat wij willen hebben. Of ja. Wij eigenlijk niet... Wat Píéter wil hebben.” (lacht)
Shorttracken is als gaan jagen met maar drie kogels op zak. Dan moet je ook goed nadenken of je élke vogel die je tegenkomt meteen afknalt
Over die crossovers gesproken... Met gewone schaatsen heb ik er in mijn leven al duizenden gedaan. Maar met die lange schepsels duurt het een poosje voor ik de ene voet effectief voor de andere krijg gezet. “Nochtans zijn ze ervoor gemaakt”, verzekeren de olympiërs me. En jawel, hoe meer vertrouwen, hoe ‘sneller’ ik ga, hoe beter de schaatsen tot hun recht komen. Crossovers: check. Na een half uurtje rondjes draaien besef ik dat er ook nog zoiets is als ‘de ideale lijn’. “Je wilt nooit in een rechte lijn gaan”, vertelt Gysel. “Daar zijn je schaatsen niet voor gemaakt.” Shorttrackers gaan dus niet zomaar rechtdoor om vervolgens de bocht in te duiken. Neen, als ze de bocht uitkomen, gaan ze een tikje naar links, waarop ze even de rechterkant opzoeken, om dan weer scherp links de volgende bocht in te duiken. Op het rechte stuk heffen ze vaak niet eens hun schaatsen op. Of ik dat al helemaal begrepen heb? Neen, daarvoor flitsen deze olympiërs me net iets te rap voorbij. Vóélen doe ik het wel: rechtdoor schaatsen lukt inderdaad van geen kanten, met allerhande kreten, frustraties en bijna-valpartijen tot gevolg.
Jullie doel is niet per se snel te schaatsen, maar wel om met zo weinig mogelijk energie op het juiste moment van voren te geraken?