“CARNAVAL VERZET MIJN GEDACHTEN”
63ste stadsprins Luc Leroy wil zijn ziekte even vergeten
Het was slechts een kwestie van tijd dat Luc Leroy (53) zou aangesteld worden als stadsprins van Genk. Dagelijks kijken zijn 62 voorgangers mooi gerangschikt naast elkaar van achter een fotoraampje hem recht in de ogen als hij achter de tapkraan van café Meng staat. Sinds de pronkzitting in januari is hij nummer 63. En het zal met volle goesting zijn dat Luc II er dit jaar gaat invliegen. Al was het maar om zijn lymfeklierkanker even te kunnen vergeten. Het meer dan een eeuw oude café Meng ademt lokale geschiedenis en in het bijzonder carnavalsgeschiedenis. Het is nooit anders geweest dan dat het café, recht tegenover het oude gemeentehuis, daarin een centrale rol speelt. Sinds 2014 staan Luc Leroy en zijn partner Carine Vereycken aan de tapkraan. Een viroloog was niet nodig om te voorspellen dat ook Luc vroeg of laat besmet zou geraken door de carnavalsbacterie. Zijn voorgangers Herman Bijnens en Herman Opdenroemer zaliger hadden het eerder ook al zitten. En of Luc het erg vindt? “Zeker niet”, grijnst de nieuwe stadsprins.
Twee sluitingen
Luc Leroy is een echte Genkenaar. Vier jaar in de mijn van Winterslag gewerkt en nog een stukje van zijn leven voor Ford Genk. “Twee keer een sluiting meegemaakt”, zegt Luc. Nu kan hij er mee lachen. Toen niet. “Ik heb nog een tijdje als onderhoudstechnicus gewerkt voor verschillende scholen. Zo heb ik trouwens Carine leren kennen. Zij werkte toen als kuisvrouw in basisschool De Schom in Termien. In 2014 kwam ik te weten dat Herman Bijnens zou stoppen met het uitbaten van café Meng. Ik heb dan samen met Carine de kans gegrepen om het café over te nemen.”
Luc wist wel wat carnaval betekende en had niet zelden meegevierd. Maar zo centraal in het feestgedruis staan, was toch weer wat anders. “De drukte tijdens de carnavalsdagen in onze zaak is enorm”, gaat Luc verder. “We moeten telkens verschillende mensen aan het werk zetten om het allemaal de baas te kunnen. En dan krijg je plots de vraag van Carlo Peeters, de commandeur van de organiserende Spasbinken, om stadsprins te worden. Meteen antwoorden was ontzettend moeilijk. Onder meer omdat we het tijdens de carnavalsdagen heel druk hebben en elk paar handen hard vandoen zijn. Maar langs de andere kant was het meteen ook een droom om carnaval voor één jaar te mogen leiden. Ik zou dan mee aansluiten op de lijst van mensen die ik zelf bewonder. De 63ste foto in de zaak zal van mij zijn (grijnst). En ja, daar ben ik echt wel heel trots op. Ik wou dat ik het aan mijn vader kon tonen. Het is heel jammer dat hij het zelf niet kan meemaken. Daarom draag ik mijn titel ook voor een stuk aan hem op.”
Chemotherapie
Luc Leroy mag dan wel een sterke dosis vrolijkheid uitstralen, toch wordt hij geconfronteerd met de boosaardige kant van het leven. “Drie jaar geleden hebben ze bij mij lymfeklierkanker vastgesteld”, vertelt Luc. “Het nieuws hakte natuurlijk erg hard in. Maar je moet verder. Een mens kan niet alles laten vallen en niets meer doen. Ik heb inmiddels chemo- en andere therapieën achter de rug. Ik ben nog niet helemaal gezond verklaard maar wel op de goede weg. Ik moet geen chemo-therapie meer krijgen, maar wel op de voet opgevolgd worden. Dat is erg hoopgevend. Kanker is maar een woord. Mijn aanstelling als prins staat hier compleet los van maar ik moet eerlijk zeggen dat het mij de kans geeft mijn gedachten wat te verzetten. Ik heb de eerste weken als stadsprins inmiddels achter de rug. Het is plezant en het doet ook goed.” “Ik kijk ook uit naar de dingen die gaan komen. De optocht, de ceremonies, de bezoeken aan Sint-Gerardus, het kerkhof, hakketakken, haringen happen en noem maar op. Of ik ook, zoals meerdere carnavalisten, emotioneel ga zijn bij de officiële afsluiting van carnaval weet ik niet. Ik weet wel dat het een onvergetelijk jaar gaat zijn en een jaar waarvan ik hoop dat ook de carnavalisten zal bijblijven.
Het was een droom om carnaval één jaar lang te leiden. Ik sta nu op de lijst van mensen die ik bewonder. De 63ste foto in het café zal van mij zijn
Stadsprins Luc Leroy