Gelijkheid
Poilu
Een Fransman, je ziet het zo. Snor, rokertje, alleen de alpino ontbreekt. Fernand Léger (1881-1955) komt uit de oorlog - in 1916 is hij gewond - als hij de abstractie laat varen en de werkelijkheid gaat schilderen. In de loopgraven bewondert hij het robuuste, praktische realisme van de poilu, de gewone Franse soldaat. Voor hen wil hij kunst maken. Deze mecanicien is het kameraadschappelijke portret van een individu en tegelijk van de gewone man, het volk (zonder hoofdletters). Léger geeft hem een lijf, spierballen, een open blik. Een paar jaar later herneemt hij het motief: nu met een zwart marcelletje en een ankertatoeage. Gitane-reclame.
Loop
De naoorlogse Léger zweert de vooroorlogse niet helemaal af. Van zijn radicale ‘vormcontrasten’ uit die tijd zien we terug: de tegenstelling tussen verkeersbordkleuren (rood, zwart, wit, geel) en genuanceerde grijzen; tussen harde, scherpe lijnen in de achtergrond en de gepolijste vormen van het personage. Als soldaat raakt Léger onder de indruk van de technische oorlogsmachine. Zijn mecanicien heeft een nek als de loop van een geschutstuk. Hij is zelf mechanisme geworden. De kunstenaar zegt trouwens werk te willen maken dat ‘af ’ is en onsentimenteel als een industrieproduct. Als je alles - mensen, dingen, de stad - evenwaardig kunt schilderen, schilder je gelijkheid, vrijheid en een soort broederschap. Na de volgende oorlog leidt die democratische overtuiging tot Légers keuze voor de communistische partij, stalinisme ten spijt. Hij werkt steeds vaker op grote schaal om de parade van het alledaagse leven - werken en feesten - vast te leggen. Deze werkende mens beeldt Léger af in een ogenblik van vrijheid: rokend, genietend. Een eeuw oud, dit beeld van hoe het moderne leven er kan uit zien.