In de voetsporen van
Openhartige babbel met Domenico Olivieri, lid van
We hebben er even op moeten aandringen. Niet dat hij in onvrede leeft met de media, integendeel. Maar Domenico Olivieri (50) verdraagt het licht van de schijnwerpers slecht. “Laat ons eerst maar wat in de schaduw werken”, zei hij, toen hij aan de zijde van ex-ploegmaat Philippe Clement de stap van beloften naar A-ploeg zette. Nu met play-off 1 de eerste vrucht van de noeste arbeid wordt geplukt, gaat hij toch overstag. Het wordt een openhartige babbel over clubliefde, respect, de beker, de voetsporen van ‘Pier’ en het geluk om weer gezond te zijn. Clubliefde is meer dan voor de ogen van het publiek het embleem op je shirt kussen. Het zit heel diep vanbinnen en toch kan een supporter het zo van het gezicht aflezen. Je moet al Pierre Denier heten om nog populairder te zijn dan Domenico Olivieri bij de Genkse supporters. Met enkele duizenden daagden ze bijna een jaar geleden op om hem tijdens de bekerfinale voor beloften een hart onder de riem te steken. ‘Domenico Olivieri: vroeger onze kapitein, nu jullie leider’, vertelde de tifo. Olivieri, die zes weken eerder van de baan was gereden met zijn vespa, stak het veld over in zijn rolstoel voor een pakkend eerbetoon.
“De jongens van de harde kern waren me eerder al komen bezoeken in het ziekenhuis”, vertelt Olivieri. “Dat deed me wel iets. Ik ben een gewone jongen van hier, zoon van een mijnwerker. Het wederzijds respect is heel groot, daar heb je niet altijd veel woorden voor nodig. Wij willen gewoon tot het uiterste gaan voor onze club.”
De crash werd een reality check. Plots besefte je dat alles valt en staat bij een goeie gezondheid.
“Ik heb twaalf dagen met verschillende breuken in het ziekenhuis gelegen. Dan keek ik door het raam en zag ik mensen over straat wandelen. Het enige wat ik toen nog hoopte, was dat ik ook gewoon opnieuw zou kunnen stappen. De weken nadien waren ook loodzwaar. Ik lag thuis in een ziekenhuisbed. Voor alles had ik hulp nodig van mijn vrouw, mijn zonen, mijn familie. Totaal afhankelijk, een verschrikkelijk gevoel. Ik werd gek, dacht voortdurend aan wat er op hetzelfde moment op de club gebeurde.”
Gelukkig herstelde je wonderwel. Een half jaar later maakte je zelfs de stap van de beloften naar de A-ploeg.
“In eerste instantie een kortetermijnoplossing. Na het vertrek van Albert Stuivenberg en Rob Meppelink vroeg TD Dimitri de Condé me of ik Jos Daerden wilde bijstaan in afwachting van een nieuwe trainer. Natuurlijk deed ik dat. Als de club je nodig heeft, moet je er staan. Jos heeft dat overigens schitterend gedaan. Je merkte meteen dat hij een rijke ervaring als hoofdtrainer heeft.”
De korte werd de lange termijn, toen Philippe Clement als nieuwe trainer werd aangesteld.
“Hij wilde naast Jos mij er als T3 bij. We kennen mekaar natuurlijk al meer dan twintig jaar, wonnen samen in 1998 de eerste beker in de clubgeschiedenis. Ook al verschillen we zes jaar, we hebben altijd goed met mekaar kunnen op-