“Heel dorp stond op zijn kop door onze komst”
Vipassana, vi-passa-na, het klinkt als een toverspreuk die ons intussen al zo’n drie weken onder betovering houdt. De hemel is opgeklaard en vogels fluiten. India schittert en wij stralen mee. Alles is perceptie, als je je geest traint, kan het donderen, maar hoor je enkel tromgeroffel. De codewoorden zijn acceptatie, gelijkmoedigheid en verandering. Een vroege lenteschoonmaak hebben we gehouden. In ons hoofd. We kregen een ongekende zee aan tijd cadeau om ruimte te scheppen in onze wirwar van gedachten. Afleiding werd tot een minimum gereduceerd om enkel met de essentie te werken. En gewerkt werd er. Tien uur per dag observeerden we ons lichaam als microkosmos om onze geest in de macrokosmos te leren controleren. We lieten het onderbewuste haar gang gaan om verlost te worden van vastgeroeste patronen. Een confrontatie met ons ego op alle vlakken en daarna het besef dat ons Ego een uitvinding is. Bevrijdend. Laat de vogels maar vliegen.
Trance
Voor Tomas was Vipassana Walden, zijn project in het bos, maar dan in het klein. Of toch één grote bevestiging en heropflakkering ervan. Na tien dagen gloeide het vuur in zijn ogen zoals het in zijn houtstoof brandde op de koudste winterdagen. Hij vond mediteren maar niks, maar ‘al de rest’ fantastisch. Ik vond mediteren heerlijk. Zitten met gesloten ogen in een oorverdovende stilte, je ademhaling en lichaam observeren, rustig worden en in een soort van trance geraken waarbij je de energie door je lichaam voelt golven en je zelfanalyse haarscherp wordt. Freud zou trots zijn. De Dhamma-leer of wet der natuur, wees me een richting waarmee ik me kon vereenzelvigen, een eerlijke en goede weg die ik wil bewandelen en die me deed dromen. Ver van elkaars gedachten maakten Tomas en ik plannen die door dezelfde Architect ontworpen leken.
Kleuren
Opgeladen, gezuiverd en gewapend verlieten we na tien dagen het centrum. Maar niet alleen. Onze zwijgzame collega’s veranderden in levendige en boeiende mensen waarmee we een bijzondere ervaring deelden. We beleefden een Kerouac- achtige week met Asaf, Illy en Nadav, Israëlische freespirits. We mediteerden bij zonsopgang en ondergang, sliepen onder de sterrenhemel, in een tempel, een leegstaand appartement. De lokale Indiase bevolking was gul en schonk ons al haar vruchten. Na het afscheid van onze vrijheidszoekers belandden Tomas en ik in het feestgedruis van het Holifestival. We vierden in een klein dorpje bij de familie van Kishan, een jongen die we in Dubai ontmoet hadden. Het toeval (?) had ervoor gezorgd dat hij na 6 maanden UAE in India landde op de dag dat wij twintig kilometer van zijn geboortedorp verwijderd waren. We werden door broertjes, zusjes, nichtjes en neefjes onder de kleuren bedolven en later met traditionele kledij uitgedost. Het hele dorp stond op zijn kop door onze komst, bijna werd er een hindoeïstisch huwelijk voor ons georganiseerd. Na die sfeervolle drukte zochten we de rust op in Bodhgaya, de stad waar Buddha verlichting vond. In de gouden tempels wemelde het van de kaalgeschoren hoofden en oranje gewaden. Er werden bloemen en vruchten geofferd, liederen gezongen en teksten gescandeerd. Arme Gautama... Zou hij dit graag zien gebeuren? Weg van alle rites, dogma’s, verafgoding en bijgeloof zocht hij de waarheid in de natuur en de eenvoud. Zou hij niet liever willen dat we wat vaker gewoon onder een boom gaan zitten - waar die ook mag staan - en in de wonderlijke organisatie van het bladerdak het antwoord zoeken op al onze levensvragen? Misschien wel. Misschien ook niet. Maar zo heb ik de leer alleszins begrepen.
Afscheid
Maar alles gaat voorbij. De tijd is gekomen om afscheid te nemen van India. De eeuwenoude stad Varanasi is daar de uitgelezen locatie voor. Op de trappen aan de Ganges komen de gestorven lichamen van het hele land samen om verbrand te worden en in de heilige en eeuwige stroom op te gaan. De bewoners verdoven zichzelf met ‘special’ lassi’s (melk met marihuana) en peppen zich op met paan, een goedje dat de hele mond en tanden rood kleurt. In India kan je je ogen blijven uitkijken. Maar morgen vertrekken we na twee maanden aan indrukken naar Nepal, niet als nieuwe mensen, maar wel met nieuwe inzichten. Hoewel de innerlijke vogel nog steeds verstoorbaar is, beseffen we dat wij zelf degene zijn die de toverspreuken uitdelen. En dat we zowel onszelf als andere rijkelijk kunnen bedelen. Met geduld en medeleven. Met een glimlach.