Baanbrekend MS-onderzoek
UHasselt krijgt vier van de acht prijzen van Charcot Stichting
Eén op de duizend Belgen wordt getroffen door de ziekte: multiple sclerose. Meer vrouwen dan mannen. Een aandoening die ook typisch blijkt voor de westerse wereld. Het is een kleine unief in datzelfde stukje halfrond die baanbrekend onderzoek naar de ziekte doet: UHasselt viel vier keer in de prijzen van de Charcot Stichting, goed voor
130.000 euro aan nieuwe research. te plakken. Dat grijpt toch wel aan en geeft me extra motivatie in mijn onderzoek.”
Het gebeurt niet vaak dat onderzoekers uit de veilige omgeving van hun labo komen. Bij Biomed is dat contact met de patiënten bewust gekozen.
Jeroen Bogie (34), Geleen: “Je ziet dan hoe erg de ziekte is, dan weet je waarom je bezig bent. Mijn project met professor Jerome Hendriks krijgt 40.000 euro. Maar dus MS? Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in immunologie. Ik ben dan hier aan Biomed stage komen lopen, heb kennisgemaakt met MS en sindsdien heb ik het te pakken. Om het op z’n Belgisch te zeggen. Ons onderzoek houdt zich bezig met het vetmetabolisme, we kijken hoe dat de functie van de immuuncellen stuurt. Welke vetten sturen nu precies die cellen aan? Dat doen we via onderzoek op cellen van dieren en mensen.”
Een vierde onderzoek kwam er via een zijsprong langs Canada.
Bieke Broux (32), Zonhoven: “MS interesseert me vooral omdat het een ziekte is waarbij je heel sterk die interactie tussen afweersysteem en hersenen hebt. Zo zijn er niet veel ziektes. Ik ben daarvoor zelfs twee jaar verhuisd naar Montreal, om er mij verder in te specialiseren. In het lab van professor Alexandre Prat. Hij werkt rond de bloedhersenbarrière, dat is letterlijk de barrière die het bloed scheidt van de hersenen. Bij gezonde personen vermijdt die dat immuuncellen en andere toxische stoffen in de hersenen raken. We zijn dan gaan kijken wat er fout loopt bij MS-patiënten, hoe die cellen daar toch terechtkomen. En daarna ben ik dan terug naar Biomed gekomen om die expertise hier te gebruiken. Voor mijn gekozen project ga ik werken rond een specifiek type immuuncel, de zogenaamde ILC. Daar is al veel onderzoek rond gedaan voor andere ‘barrière-verstorende’ ziektes als Crohn en psoriasis, maar amper bij MS. Ik wil die cellen identificeren in het bloed en hersenvocht van MS-patiënten en dan een vergelijking maken met gezonde personen. Om te kijken of er verschillen in zitten, want dat is nog niet bekend. Tegelijk gaan we ook testen naar mensen met risicogenen voor MS, of dat een invloed heeft op die ILC’s. Mijn project loopt in samenwerking met universiteit Gent, we krijgen samen 60.000 euro.”
Betekent dit nu dat we MS in de nabije toekomst ook kunnen genezen?
Stinissen: “Nee, dat kan je niet zomaar stellen. De grote oplossing is er nog niet, maar een brede waaier aan medicatie is er al wel. Ik denk dat het gewoon belangrijk is dat er heel veel nieuwe wegen bewandeld worden. Maar je kan natuurlijk nooit voorspellen of er iets uitkomt. Ik kan nu zeker niet vastleggen wanneer de volgende grote stap vooruit zal volgen. Maar vandaag zijn duizenden onderzoekers bezig met MS, vroeger waren we een relatief kleine club. Er is heel veel belangstelling, ook vanuit de farmaceutische hoek wordt er nu mee geïnvesteerd. Dat is op zich al een gigantische omwenteling.”
Wat veroorzaakt de ziekte eigenlijk?
Broux: “Dat is een van de problemen: we weten het nog altijd niet. Het is belangrijk dat ook dat nog onderzocht wordt. We weten dat er een genetische aanleg is: er zijn zo’n 250 genen bekend waardoor iemand aanleg heeft om de ziekte te krijgen. Wat uiteraard niet betekent dat ze sowieso ziek worden. Er is ook nog de wisselwerking met de omgeving, we onderzoeken risicofactoren zoals roken, voeding, virale infecties,…”
Stinissen: “MS is een ziekte van de westerse wereld: Europa, Noord-Amerika, nog meer in de Scandinavische landen. Sommigen denken dan ook in de richting van zonlicht, eetpatronen. Maar zoals gezegd: weten doen we het niet. Eén op de duizend Belgen lijdt eraan. Je ziet misschien een lichte toename in die cijfers, maar dat gaat wellicht gewoon te maken hebben met betere detectie. Tussen de 30 en de 50 jaar krijgen de meesten de diagnose. Meer vrouwen dan mannen.”
En hoe manifesteert het zich dan?
Broux: “Bij de meeste patiënten start het met problemen met het zicht, dubbel of onscherp zien. Bij de volgende opstoot heb je dan vaak spierpijnen, moeilijker stappen en cognitieve problemen zoals informatieverwerking.”
Gaan we het ooit kunnen oplossen?
Stinissen: “Ik denk niet dat zoiets kan met dit soort ziektes en aandoeningen. Wel dat we ze zozeer kunnen onderdrukken dat mensen niet meer merken dat ze het hebben.”