“Laatste brok steenkool nam ik mee naar huis”
De roots – Marokko, België en Polen – van het drietal mogen dan wel ver uit elkaar liggen, door de mijn van Winterslag zijn ze voor altijd met elkaar verbonden. “Verhalen van in de ondergrond kan je alleen vertellen aan andere mijnwerkers”, zegt Willy Kowalevski. “Mensen die er niet gewerkt hebben, geloven het niet. Of kunnen het zich allemaal gewoon niet voor de geest halen.” Afspraak hebben we aan een tafel in het gebouw van de oude Montfortschool. De basisschool voor kinderen uit de wijk die destijds vooral geprepareerd werden om in het spoor van hun vader de mijn in te gaan. “Mijn vader was in 1964 begonnen in Winterslag”, zegt Hassan. “Mijn broer zag dat niet meteen zitten en trok in de jaren zeventig naar Antwerpen om er te werken in de Metallurgie van Hoboken. Daar heb ik ook een jaar gewerkt, maar ik ben er door mijn moeder weggehaald omdat ik veel te mager werd. School zat er niet meer in.
De enige optie die overbleef was de mijn. Ik geef toe dat ik schrik had de eerste dag dat ik naar onder moest. In die enge lift werd iedereen op elkaar geduwd en zonder dat je het weet zakt de vloer weg onder je voeten.”
Vooroordelen
De vader van Willy was ook mijnwerker. “Hij heeft 28 jaar aan het kolenfront in Zwartberg gewerkt”, zegt Willy. “Dat was echt hard labeur en gevaarlijk. Daarom wilde hij absoluut niet dat ik in de mijn ging werken. Uiteindelijk heb ik die keuze toch gemaakt. Ik was elektricien en daar kon hij zich in vinden. Ook wel omdat de mijnen heel wat voordelen hadden in vergelijking met andere sectoren. De mijn heeft uiteindelijk mijn vader het leven gekost. Hij is overleden aan stoflong.”
Ook de vader van René Achten verbood het zijn zoon om te gaan werken in de mijn. “Hij werkte zelf aan het steenfront en wist dat het erg gevaarlijk was”, zegt René. “Ik werkte toen nog in een schrijnwerkerij. Ik was getrouwd, had een huis gekocht in Boxbergheide en moest daar 9.000 frank per maand aan afbetalen. Dat was veel geld eind jaren 70. Stiekem ben ik gaan solliciteren in de mijn van Winterslag. Ik hoopte op een baan in de mechanische dienst, maar dat ging niet. Wel in de kolen. Mijn loon was in het begin al meteen 28.000 frank, bijna een derde meer dan bij mijn vorige werkgever. Tegen mijn vader had ik niet gezegd dat ik in de mijn werkte. Tot hij me op een dag vroeg hoeveel berlines (wagonnetjes) ik gemaakt had. Dat was even slikken. Hij had eerder gezegd dat hij mijn benen zou breken als ik de mijn in zou gaan.” (lacht)
Andere wereld
Na de sluiting van de mijn van Winterslag werd het trio tewerkgesteld in de mijn van Zolder. “Een compleet andere wereld”, gaar Willy verder. “In Winterslag stond veiligheid bovenaan, in Zolder namen ze het allemaal wat minder nauwgezet.”
Alsof het gisteren was herinnert René zich het dodelijke ongeval van twee collega’s in Zolder. “Dat was verschrikkelijk. De ploeg die de kolen van de wand schraapte, passeerde heel dicht langs de kappen waarmee het dak ondersteund werd. Omdat dat levensgevaarlijk was, liet ik de schaaf stoppen om enkele messen onderaan bij te steken zodat er ook gesteente onder de steenkoollaag kon worden weggehaald. Zo passeert de schaaf minder gevaarlijk dicht bij de ondersteuning. Maar dat mocht blijkbaar niet. Ze wilden alleen kolen en geen stenen in de wagons hebben. Ik kreeg zelfs een loonstraf: een vijfde van mijn dagloon werd afgehouden. Op een bepaald moment greep de schaaf in de ondersteuningskappen en trok alles naar beneden. Twee mannen werden toen bedolven. ’s Ochtends zaten we nog samen en enkele uren later waren ze er niet meer. De dag daarop ging alles terug zijn oude gangetje. Van psychologische steun of begeleiding was geen sprake.”
Stoere tranen
Het afscheid van de mijn van Winterslag was voor zowel Hassan, Willy als René moeilijk en onvergetelijk. “31 maart 1988, een pijnlijke dag”, zegt Hassan. “De productie was gestopt en ik heb tot in juni gewerkt voor het recupereren van materiaal. Maar nooit meer met het enthousiasme van voordien. Die dag was ook het moment dat ik besefte dat de mijn ons nooit meer zou loslaten.”
Ook Willy ziet het afscheidsmoment nog voor zich. “Ik heb heel wat stoere mijnwerkers een traantje zien wegpinken.” René hield een bijzonder souvenir over aan die laatste dag in Winterslag. “Ik heb de laatste klomp steenkool mee naar boven genomen. Die ligt nu ergens in een doos op zolder. Wat ik er mee ga doen? Ik weet het niet. Er hangt toch wel een stukje emotie aan vast.”