Nederland kan slachting niet meer aanzien
Controverse groeit rond afschieten van duizenden wilde dieren in natuurpark
Nederland staat in rep en roer over de verzwakte wilde dieren in het natuurgebied Oostvaardersplassen. Door de kou worden edelherten, runderen en paarden er massaal afgeschoten, omdat ze volgens de beheerder van het park te zwak zijn en uit hun lijden verlost moeten worden. Maar actievoerders willen dat vermijden. “Oostvaardersplassen is de hel op aarde.”
Een edelhert, het gewei fier ten hemel gericht, ligt neer op de grond. Het dier is dood. Neergeschoten. Niet door illegale jagers, wel door Staatsbosbeheer, beheerder van de Oostvaardersplassen. Het beeld staat symbool voor de heisa in het natuurgebied in de provincie Flevoland. Hier worden al maanden grote grazers afgeknald, tot woede van een almaar groter wordende groep Nederlanders.
Om de omvang te schetsen: in oktober liepen er nog 5.230 herten, runderen en paarden rond, maar bijna 3.000 daarvan – ruim de helft dus – hebben de winter niet overleefd. Een deel stierf een natuurlijke dood. Het is een strenge winter geweest, er was minder voedsel voorhanden en de dieren zaten door hun vetreserve. Het grootste deel is echter doelbewust afgeschoten, omdat hun conditie volgens Staatsbosbeheer te slecht was. De beheerder wilde voorkomen dat ze onnodig zouden lijden en van de honger sterven. De verwachting is dat ook in april nog veel edelherten, paarden en runderen een kogel door het lijf krijgen.
Hel op aarde
Maar dierenliefhebbers willen dat voorkomen. Zij protesteren al wekenlang aan de hekken van de afgesloten Oostvaardersplassen en proberen die zelfs open te breken. Ze laten zelfs vrachtwagens aanrijden in de hoop dieren te kunnen bevrijden. De bekende Nederlandse illusionist Hans Klok noemt Oostvaardersplassen “de hel op aarde”. Zijn uitspraak werd breed uitgesmeerd in de media. “Je ziet een dorre vlakte met daarop sterk vermagerde dieren. Zoiets verwacht je in een ontwikkelingsland, maar niet in Nederland.”
Ridicuul
De Oostvaardersplassen vormen een natuurgebied van zo’n 5.600 hectare tussen Almere en Lelystad, in het midden van Nederland. Het gebied is ontstaan na de drooglegging van de Flevopolders (1950-1968) en dus relatief jong. Sinds de jaren tachtig worden er herten, runderen en paarden uitgezet als wilde dieren. Staatsbosbeheer weigerde hen in deze strenge winter bij te voederen, want dat is tegen het “natuurlijk proces”. Onder maatschappelijke druk wordt alsnog in beperkte mate schraal hooi rondgestrooid. Volgens filosofe Stine Jensen toont het geruzie twee dingen aan. Het idee van wilde dieren in wilde natuur in Nederland is ridicuul. En: we nemen dierenleed nu serieus. “Iets waar vorige generaties nauwelijks bij stilstonden”, vertelt ze in Algemeen Dagblad. “We identificeren ons meer en meer met dieren en projecteren veel op ze. Het zijn lieve, onschuldige wezens die door de autoriteiten in de steek worden gelaten.”