Het Belang van Limburg

Zondag ParijsRoub­aix

- Wim VOS en Jan-Pieter DE VLIEGER

Zondag moet hij vooral leren, maar binnen de drie jaar kan hij winnen. En ja, het kan vroeger zijn ook

Roger DE VLAEMINCK

Een paar goeie handschoen­en, geen zonnebril, vierenhalv­e kilo druk vooraan, vijfenhalf achteraan. Meer is er volgens Roger De Vlaeminck niet aan gelegen om Parijs-Roubaix te winnen. Een uur lang doceert hij voor Wout van Aert, eindelijk nog eens een moderne renner naar zijn hart. “Binnen de drie jaar wint hij Roubaix. Maar wel alle dagen gaan slapen om negen uur hè, Wout.” Roger De Vlaeminck heeft lectuur meegebrach­t voor Wout van Aert: zijn dagboek uit 1975, het beste jaar uit zijn carrière, waarin hij wereldkamp­ioen veldrijden werd én Parijs-Roubaix won. Je leest op 17 februari: “Naar de kapper geweest. 12 frank.” Op 3 april: “Bougies laten vervangen. 1.025 frank.” Maar er staat ook dag per dag in hoeveel kilometer De Vlaeminck koerste of trainde. Dat is best veel. Op 12 februari: “75 kilometer achter de brommer.”

De Vlaeminck: “Wout, vent, gij moet dat ook bijhouden. Alles opschrijve­n, ge gaat daar later veel aan hebben.”

Van Aert: “Tegenwoord­ig hebben we daar een computer voor, Roger.”

Wout, is er één iets in het bijzonder dat jij graag wil weten van viervoudig winnaar Roger?

Van Aert: “Ik ben curieus hoe mijn lijf gaat reageren op Roubaix. Reed jij bijvoorbee­ld met handschoen­tjes, Roger?”

De Vlaeminck: “Altijd.”

Van Aert: “Tom Boonen zonder blijkbaar.”

De Vlaeminck: “Wat je wel moet doen, is op voorhand rijden met de handschoen­en die je in Roubaix gaat dragen. Dat scheelt bij de schokken. Rijd jij graag met de handen bovenop het stuur?”

Van Aert: “Altijd vanboven of vanonder, maar nooit met mijn handen aan de shifter.”

De Vlaeminck: “Niet duwen op uw stuur hè, maat. Pas op, ge gaat dat moeten leren. Volgend jaar zal het al minder pijn doen. Aan de andere kant: als ge in vorm zijt, dan hebt ge nergens last van. Ik heb in Roubaix nooit van iets last gehad.”

Van Aert: “Na de Strade Bianche deden mijn ogen veel pijn. Toen zijn we ’s avonds nog iets gaan eten en kon ik geen licht verdragen. Mijn ogen waren volledig ontstoken. Door de steenslag, denk ik.”

De Vlaeminck: “Hebt gij geen zonnebril? Of kon je er niet meer door zien door de regen?”

Van Aert: “Na tien kilometer afgezet. Ik zag er niks meer door.”

De Vlaeminck: “Wij hadden nooit een zonnebril. Wij hadden just niks. Zelfs geen helm op onze kop.”

Nog advies, Roger? Bandenspan­ning?

De Vlaeminck: “Ik reed met vier kilo vooraan en vijf achteraan. Hoe veel weeg jij, Wout?”

Van Aert: “Zes- à zevenenzev­entig kilo.”

De Vlaeminck: “Dan moet ge een halve kilo meer steken dan ik. Vierenhalf-vijfenhalf.”

Van Aert: “Ik ben wel gewoon om met de spanning een beetje te spelen van de cross. In de verkenning heb ik dat ook al gedaan.”

De Vlaeminck: “De eerste 140 kilometer reed ik steeds met mijn gewone fiets. Dan liet ik de ploeg wachten en pakte ik mijn crossvélo. Doe jij dat ook?”

Van Aert: “Op die Stevens-crossfiets heb ik nog niet gereden. Dus dat is geen goed idee. En ik denk dat een crossfiets sowieso niet snel genoeg is op de andere stukken van Roubaix.”

Is Parijs-Roubaix tactisch ingewikkel­d?

De Vlaeminck: “Ba neen. Ge moet gewoon zorgen dat ge vooraan zit. Altijd bij de eerste twintig. Positioner­en kan geen probleem zijn voor Wout. Crossers kunnen dat allemaal. Let maar op: een crosser als hij zal niet rap vallen in Roubaix.”

Is dat zo, Wout?

De Vlaeminck: “Hoe? Ga je wat ik zeg in twijfel trekken misschien?” Van Aert: “Je merkt dat wel in het peloton. Op de grindwegen van de Strade zie je renners zo verkrampen zodra ze op gravel rijden. Wij hebben veel meer dat grondgevoe­l.”

De hamvraag: kan Wout zondag al winnen, Roger?

De Vlaeminck: “Zondag moet hij vooral leren, maar binnen de drie jaar kan hij winnen. En ja, het kan vroeger zijn ook.”

Van Aert: “Ik zou er direct voor tekenen.”

De Vlaeminck: “Maar ge moet u wel verzorgen en blijven soigneren. Ik zat alle dagen om negen uur in mijn bed. En dan droomde ik van Eddy Merckx.”

Van Aert: “Amai.”

De Vlaeminck: “Wat ge ook moet doen: veel kilometers doen op training. En bijtrainen na een koers. Neem een maat mee, eet een taartje onderweg en rijd naar huis. Mocht ik zijn sportdirec­teur zijn, dan moest hij na de Ronde van Vlaanderen achter de auto naar huis rijden.”

Van Aert: “Allez Roger, gij weet niet waar ik woon, zeker? Oudenaarde-Herentals. Pff.”

De Vlaeminck: “Dan doe je toch vijftig kilometer en stap je in de auto. (lacht) Gij gaat dat nooit kunnen geloven, maar weet je hoeveel kilometer ik deed?”

Van Aert: “Gij gaat het mij nu vertellen, Roger.”

De Vlaeminck: “Bij ons lag GentWevelg­em nog op de woensdag voor Roubaix. 265 kilometer en vier keer de Kemmel over. Mijn maat stond in Wevelgem met zijn derny en hup, 120 kilometer op souplesse naar huis. De volgende dag 180 kilometer achter de auto en op vrijdag at ik een hele taart op. Suikers, en voorts niks. Ik zeg niet dat gij dat ook allemaal moet doen, maar probeer dat toch een keer.”

Van Aert: “Gij reed 380 kilometer op een dag? En dan zat je nog altijd om negen uur in uw bed?”

De Vlaeminck: “Maar ge zijt toch sportman? Vaak had ik om negen uur ’s morgens ook al 180 kilometer gereden. Als ge aanzet om vijf uur kom je niemand tegen, hè. Dan belde ik om kwart over negen naar mijn maat Walter Godefroot, vraag dat maar na. Samen trainen, Walter? Maar we gaan niet te veel doen, hè. Hij had geen flauw idee dat ik ervoor al 180 kilometer had gereden. Altijd proberen om uw maten te flikken, Wout.”

Van Aert: (lacht) “Ik probeer erop

te letten.”

Wout, ken jij de geschieden­is van het wielrennen? Weet je wat Roger allemaal heeft gewonnen?

Van Aert: “Van de cross weet ik veel van vroeger. Er staat niet veel op YouTube dat ik niet heb gezien. Maar van de weg… Ik ken Roger zijn palmares. Vier keer Roubaix en één keer wereldkamp­ioen veldrijden.”

De Vlaeminck: “En Tirreno? Weet

je dat?”

Van Aert: “Zeven keer gewonnen?”

De Vlaeminck: “Niet overdrijve­n. Zes keer. Ge moet mijn naam een keer intikken op internet. Tegenwoord­ig doen jullie dat toch zo? Ik zal het u zeggen: 22 ritten in Tirreno, 22 ritten in de Giro, drie keer Sanremo, twee keer Lombardije, twee keer Omloop… Bij mij was alles direct twee of drie keer.”

Je hebt nog werk, Wout.

Van Aert: “Hoh, ik denk eerlijk gezegd dat zo’n palmares vandaag niet meer realistisc­h is.”

De Vlaeminck: “Dat moogt ge niet zeggen. Waarom zou dat niet kunnen?”

Wout zei eerder dat hij 76 kilo weegt. We gaan van hem toch niet verwachten dat hij Lombardije wint?

De Vlaeminck: “Waarom niet? Hinault was misschien klein, maar ook een geblokte. Het speelt geen rol hoe ge gebouwd zijt. Het enige wat telt, is dat je klasse hebt. Wout heeft die.”

Van Aert: “Met gewicht kan je ook alle kanten uit. Dumoulin weegt nu zes kilo minder dan vroeger.”

De Vlaeminck: “Ge kunt toch klimmen? In Strade Bianche zijn die hellingen ook geen prutsen.”

Van Aert: “Maar voor de Strade zou ik eigenlijk al iets minder moeten wegen. Alleen ben ik heel mesomorf aangelegd (makkelijk spiermassa opbouwend, nvdr.). Ik ga nooit aan 68 kilo geraken. Daarnet bij de foto heb ik gezien dat ik ook een stukje groter ben dan u, Roger.”

De Vlaeminck: “Ja maar ja, ik ben ook al vier centimeter gekrompen. Vroeger was ik 1m84. Als ge oud wordt, staat u dat ook te wachten. Uw ruggengraa­tje gaat ook ineenzakke­n. Dju vent, ik ga toch niet blijven krimpen, zeker?”

Moet Wout kiezen tussen het veld en de weg, Roger? Bondscoach Kevin De Weert meent van wel.

De Vlaeminck: “Allez, waarom zou hij nu moeten kiezen? Ik heb het toch wel bewezen, zeker? Ik deed de weg, het veld én Zesdaagses. En had de mountainbi­ke al bestaan, ik had dat ook gedaan. Ik zeg het nog eens: als je klasse hebt, is dat allemaal geen probleem. Marianne Vos bewijst het, ik heb het bewezen, mijn broer Erik heeft het bewezen. Wout is het aan het bewijzen.”

Van Aert: “Ge moet kiezen, ge moet kiezen… Ze zeggen het al zo lang. Voor een stuk bewijs ik nu toch al dat het niet moet? Vooraf kon ik het ook moeilijk inschatten, maar nu blijkt dat ik mijn conditie van de cross gewoon heb kunnen doortrekke­n. Of ik dat zelf had verwacht? Neen, eigenlijk niet.”

Maar het plan is nog altijd om na Roubaix je wegseizoen te stoppen?

De Vlaeminck: “Ge kunt ook niet verwachten van Wout dat hij in zijn eerste jaar direct alles rijdt. Hij zou het kunnen hoor, maar ik voel dat hij ergens nog een beetje schrik heeft. Geloof het van een kenner met vijftig jaar ervaring: als ge moe zijt, moet ge gewoon eens een week minder doen. Vijftig kilometer per dag of zo, en eet u eens dik in een pak frieten. Ge gaat er direct door zijn. (wijst naar zijn hoofd) Vermoeidhe­id zit vooral hier.”

Van Aert: “Daarom vertrek ik na Roubaix voor drie weken naar de Verenigde Staten met Sarah. We gaan rondtrekke­n aan de Westkust. Onze huwelijksr­eis. (lacht) Voor ons huwelijk.”

De Vlaeminck: “Weet ge dat ik nog een koers gewonnen heb voor het Witte Huis? Dat moet één van mijn laatste jaren als prof zijn geweest. En Mexico heb ik ook nog gewonnen, 52 per uur gemiddeld en met driehonder­d man aan de start, vooral Mexicanen. Zo’n snor hadden die mannen. Dat was de goede oude tijd, Wout.”

Van Aert: “Dat had ik graag gedaan, jong. Koersen in de tijd van Roger.”

Ik denk eerlijk gezegd dat een palmares als dat van Roger vandaag niet meer realistisc­h is

Wout VAN AERT

 ?? FOTO INGE KINNET ?? Wout VAN AERT
FOTO INGE KINNET Wout VAN AERT
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium