Bronsgroen eikenhout verwijst naar Kessenich
Volkslied verwijst naar Kessenich
KESSENICH - Op 31 januari 1909 werd voor de eerste keer ‘Limburg mijn vaderland’ gezongen door de leden van het Koninklijk Roermonds Mannenkoor. Dat was de titel die Gerard Krekelberg meegaf aan zijn tekst die op muziek werd gezet door Henri Tijssen. Beiden waren ze verbonden aan het mannenkoor. Niemand kon toen vermoeden dat deze compositie dertig jaar later het officiële Limburgse volkslied zou worden.
Aan het begin van de 20e eeuw bestaat er nauwelijks een repertoire van Limburgse liederen. Reden genoeg voor Jonkheer mr. Charles Ruys de Beerenbroeck om aan de andere kant van de grens in 1909 de ‘Vereeniging tot bevordering van den volkszang in Limburg’ op te richten. Tijdens de feestelijke bijeenkomst rond de oprichting zingt het Koninklijk Roermonds Mannenkoor een nieuw lied: ‘Limburg mijn vaderland’. De tekst is van een van de koorleden, Gerard Krekelberg. De muziek van dirigent Henri Tijssen. Dertig jaar later wordt het lied tot het officiële Limburgse volkslied uitgeroepen, en wordt de openingszin ‘Waar in ’t bronsgroen eikenhout’ de officiële titel.
Krekelberg
Tekstdichter Gerard Krekelberg overlijdt in 1937, op 73-jarige leeftijd. Krekelberg werd geboren in het Nederlandse Neeritter, op een steenworp van Kessenich bij Kinrooi. “Zijn ouders hadden een kruidenierszaak in de toenmalige Dorpsstraat,” weet Neeritteraar Nico de Waal die zich bezighoudt met het samenstellen van de dorpsgeschiedenis. “Hij volgde de lagere school hier in het dorp en ging op zijn vijftiende naar de normaalschool in Weert om onderwijzer te worden. Op een bepaald moment stapte hij uit het onderwijs om in Roermond een fabriekje van dekkleden te beginnen. Dat hij gefascineerd is door het natuurschoon, kan je ook ontdek- ken in de vele sagen die hij heeft neergeschreven.”
Bronsgroen
Hoewel hij maar tot zijn vijftiende in Neeritter heeft gewoond, heeft die omgeving toch een diepe indruk op hem nagelaten. Want het bronsgroen eikenhout waarover Krekelberg dichtte, waren de eikenbomen rond het kasteel Borgitter in Kessenich. Dat kasteel ligt op de boord van de Itterbeek, op de grens met de dorpskern van Neeritter. “Oude verkoopakten en kaarten vertellen ons dat er zich in die periode een eikendreef en een beukenlaan rond het kasteel bevonden. De dreef bestond uit een achttal bomenrijen met honderden eiken en beuken”, licht erfgoeddeskundige Hubert Van Eygen van de gemeente Kinrooi toe. Dat het kasteel in BelgischLimburg ligt, heeft te maken met de toenmalige invloedrijke Baron Michiels van Kessenich. Na de Nederlands-Belgische oorlog scheidt België zich in 1839 af van Nederland en moeten er nieuwe grenzen worden vastgesteld. “En omwille van de belastingen, lag het kasteel plots in België. Het bleef een Nederlander natuurlijk”, lacht de huidige eigenaar Jean Reinders. Michiels was ook de laatste adellijke die er verbleef. In 1949, na de verkoop van het kasteel, werden de eiken en beuken geveld. “Vlak na de Tweede Wereldoorlog was hout een kostbaar goed, wellicht zijn de bomen gekapt omwille van het geld dat dit toen opbracht.” Of het jaartal klopt en of dat ook de reden was, is voorlopig niet geweten. Enkel in een verkoopakte uit 1804 lezen we ‘een prachtige eikendreef die bijna in staat van opbrengst is’. Hoe dan ook, het bronsgroen eikenhout uit Kaesing, is na 109 jaar nog altijd springlevend.