Rinkelende kassa
De kassa van de overheid rinkelt. Met dank aan de kilometerheffing voor vrachtwagens. Die heeft de verschillende gewesten in 2017 – het eerste volledige jaar na de invoering – maar liefst 676 miljoen euro opgebracht. Alleen al voor Vlaanderen betekent dat een nettowinst van 234,5 miljoen. Bovendien wordt ruim de helft van de rekening, of zo’n 365 miljoen, door buitenlandse truckers betaald. Zo draagt ons land niet langer alleen de lasten van zijn ligging, maar geniet het ook een beetje van de lusten.
Tot daar het goede nieuws. Want wie dacht dat de invoering van het rekeningrijden voor vrachtwagens ook maar het kleinste barstje zou veroorzaken in de muur van trucks op onze snelwegen, wordt elke dag opnieuw met het tegendeel geconfronteerd. Het effect op de files is nihil en het huidige systeem slaagt er al helemaal niet in om de vrachtwagens te spreiden. In de spits rijden of in het holst van de nacht, het maakt geen verschil. Kan het onlogischer?
Voor de transportsector is het al langer duidelijk: in de huidige vorm is deze kilometerheffing niet meer dan een platte belasting. En we kunnen hen niet eens ongelijk geven. Willen we het fileprobleem echt oplossen, dan moeten we volgens werkgeversorganisatie Voka naar een algemene kilometerheffing. Ook voor personenwagens. Dat staat in het regeerakkoord, maar mobiliteitsminister Ben Weyts (N-VA) durfde ook deze legislatuur de knoop – wegens te onpopulair – niet doorhakken.
Het gebruik van de auto belasten, in plaats van het bezit, is nochtans een perfect verdedigbaar idee. Het gebeurt vandaag al met de accijnzen op brandstof, maar dat is een domme heffing die enkel de gereden kilometers aanrekent. Met een slimme variant zou de verkeersbelasting bijvoorbeeld vervangen kunnen worden door een heffing die tijdstip en plaats mee in rekening neemt.
Zo’n systeem zou burgers bewuster doen kiezen. Tenminste, als er een alternatief is. En net daar knelt het schoentje. Transporteconomen verwijzen altijd naar voorbeelden als Stockholm, Londen en Milaan, maar dat zijn steden met een wijdvertakt openbaar vervoer en hoge bevolkingsdichtheid. In talloze landelijke gebieden in Vlaanderen is zelfs van een basisaanbod aan busvervoer nauwelijks sprake, laat staan van snelle en efficiënte verbindingen die kunnen concurreren met de wagen. De levensnoodzakelijke auto daar nog extra belasten, zou van een grotesk cynisme getuigen. Tenzij het enkel de bedoeling is om de kassa te doen rinkelen? Voorlopig geven we onze politici het voordeel van de twijfel, maar tegelijk wel één goede raad: bekijk het voorstel van transporteconoom Stef Proost van de KU Leuven. Die stelde twee jaar geleden al voor het rekeningrijden te beperken tot zones van 10 of 20 km rond grote steden als Antwerpen en Brussel, daar waar er wel een alternatief is. Dat zou pas écht een slimme kilometerheffing zijn.
De levensnoodzakelijke auto in landelijke gebieden nog extra belasten zou van een grotesk cynisme getuigen