Analisten Jacky Mathijssen en Serge Gumienny nemen refs in bescherming “Machteloos als spelers niet willen”
Na het puntenverlies tegen Gent steigerde heel Genk. Aanleiding was het - dixit Philippe Clement - “afbraakvoetbal” van de Buffalo’s en het lakse weerwerk van scheidsrechter Lawrence Visser. Onze analisten Jacky Mathijssen en Serge Gumienny, destijds één van de strengste refs op onze velden, gaan voor een stuk mee in die redenering. Maar ze vinden dat refs te makkelijk tot kop van Jut worden gebombardeerd. “Tijdrekken, het spel vertragen, dat maakt deel uit van het spel”, zegt Mathijssen. “Als de spelers echt niet mee willen, ben je als scheidsrechter bijna machteloos”, stelt Gumienny.
Vooreerst vinden beiden dat de aantijgingen van Genk lichtelijk overdreven zijn.
“Ik zie dat Visser vijf minuten heeft bijgeteld. Dan moet het tijdrekken er voor hem blijkbaar toch niet zo ver over zijn geweest”, meent Mathijssen. “Als ik Clement zou zijn, zou ik daar geen energie in steken en me focussen op de volgende tegenstander. Charleroi, een ploeg die hetzelfde spelletje gaat opvoeren.” “Als een scheidsrechter twee keer rood trekt en een handvol minuten laat overspelen, kan je niet beweren dat hij er niks aan gedaan heeft”, vult Gumienny aan.
Kapitein als tussenpersoon
Los daarvan, zijn zij het er wel over eens dat er strenger opgetreden had mogen worden tegen de Gentse vertragingsmanoeuvres. “De sleutel ligt bij de ref”, legt Mathijssen uit. “Je kan het spelers moeilijk kwalijk nemen dat ze de trukendoos bovenhalen, als ze aanvoelen dat de stand op het scorebord het hoogst haalbare is. Dat maakt deel uit van het spel. Het is aan de scheidsrechter om te bepalen waar de grens ligt.” Juist. Maar hoe moet je, bij overschrijding van die grens, optre- den?
“Hij heeft twee instrumenten”, aldus Mathijssen. “Zijn kaarten en laten overspelen. Laat ons beginnen met die kaarten. Op het ogenblik dat je merkt dat een ploeg er alles aan doet om tijd te rekken, roep je als ref de kapitein en waarschuw je hem: ‘Tot hier en niet verder! Zeg best aan uw medemaats dat er vanaf nu telkens geel volgt, als ze de boel belazeren’. Zo geef je een signaal. Natuurlijk moet je dat nadien ook consequent in de praktijk omzetten.”
Gevoel van straffeloosheid
Gumienny zit op dezelfde golflengte, maar nuanceert: “Je hebt daar de kapitein niet voor nodig. Wacht als ref niet te lang met het trekken van kaarten, als je voelt dat de mentaliteit op het veld fout zit. Ik herinner me een Europese match Braga - Celtic Glasgow. Toen begonnen die Schotten al vanaf minuut 1 met tijdrekken bij inworpen en zo. Ik heb toen na een paar minuten geel getrokken. Die coach werd wild. Maar eigenlijk mag je je daar niet aan storen. En als er een lawine aan kaarten volgt, so be it. Een keeper in de laatste minuut geel geven wegens herhaaldelijk tijdrekken heeft in ieder geval geen zin. Wat me in dat verband wel stoort, is dat scheidsrechters weinig steun krijgen van de voetbalbond. In de reguliere competitie wordt een speler pas geschorst na vijf kaarten. Zo tolerant zijn ze nergens in Europa. Je creëert een gevoel van straffeloosheid.”
Geen compassie hebben
Ander wapen van de ref is de extra time.
Mathijssen: “Ik kom weer terug bij die kapitein. Vertel hem dat je alle dooie momenten dubbel zal bijtellen. Alleen, ik stel op dat gebied weinig lef en uniformiteit vast. Mijn advies: durf als ref acht of meer minuten bij te tellen als het klopt.”
“Ik begrijp die reactie”, zegt Gumienny. “Maar heeft het veel zin om tien minuten bij te tellen? Meestal leidt dat alleen maar tot meer miserie. Hoe vaak ligt het spel tijdens die extra time niet stil? Er wordt nog amper gevoetbald. Bovendien, als er al 93 minuten is gespeeld, gaat de benadeelde ploeg dan scoren in minuut 95? Ik zeg u: als spelers niet meewillen, sta je als ref bijna machteloos. Daarom zei ik destijds ook vaak tegen mijn collega’s: ‘Heb met niemand compassie, want zíj hebben zeker geen compassie met ons’.” Mathijssen heeft nog een uitsmijter uit de oude doos. “Vroeger was het veel erger”, besluit hij. “Toen was er maar één bal. Eer die teruggevonden was bij een corner… Nu staan er overal ballenjongens die snel een nieuwe bal gooien. Je kan dus veel minder tijd winnen.”