“Vroeger groeiden de goeie coureurs hier aan de bomen”
JOHAN DE MUYNCK (69), de laatste Belg die een grote ronde won
Toen was de Giro winnen nog heel gewoon: Johan De Muynck (69) deed het in 1978, twee jaar nadat hij voor het leven gebrouilleerd raakte met streekgenoot Roger De Vlaeminck. Nooit had De Muynck kunnen denken dat hij tot vandaag de laatste Belgische winnaar van een grote ronde zou zijn: “Ongelofelijk. Veertig jaar later en we zijn nog over die Giro aan het leuteren.” Johan De Muynck is aan het schilderen. In het huis van zijn dochter zit hij ondertussen aan de gang. De renovatie duurt al bijna twee jaar en dat heeft onder andere te maken met de voordeur. Monumentenzorg stond erop dat het authentieke exemplaar bewaard bleef. “Wreed”, zegt De Muynck. “Nochtans een deurke van twee keer niks.” Hij leidt ons rond in het prachtige herenhuis, vlak aan het station van Waarschoot. Naast een café dat “vroeger nog een hoerenkotje was”. Aangekomen bij de woonkamer: “Valt er u niks op aan de kleur van die muren? Zie je dat niet? Allemaal in Bianchigroen.”
Het was voor Bianchi dat De Muynck in 1978 - veertig jaar geleden - de Giro d’Italia won. De allerlaatste Belgische winnaar van een grote ronde. “Dat is toch niet voor te stellen”, zegt hij. “Allez, dat jij nu naar hier komt om nog een keer over die ronde te leuteren. Toen was het de normaalste zaak van de wereld dat een Belg de Giro won. De goede coureurs groeiden aan de bomen. Elke provincie had er twee of drie. En nu al veertig jaar niks meer. Onverklaarbaar.”
“Die Giro? Saai”
De Muynck leidt ons verder rond in het huis. Langs de waterput die hij heeft ontdekt en opnieuw heeft aangelegd. Boven vertelt hij over de vensterramen: “Die waren zo vurt als iets. Ik had een timmerman laten komen, maar die zag er geen beginnen aan. Heb ik het toch zelf moeten doen.”
In mei 1978 vierde heel Waarschoot feest. Hun renner had de Giro d’Italia gewonnen. “De cafés hebben toen gouden zaken gedaan”, zegt De Muynck. “Iedereen pikte zijn graantje mee. Er was een slimmerik uit Wetteren die prullen op de markt bracht met een foto van mij op. Toen kon gelijk wie dat doen. Er was zelfs een vaatdoek met mijn foto op. Ge wilt niet weten wat de huisvrouwen allemaal hebben afgeveegd met mijne kop.”
De Muynck kan sappig vertellen, over eender wat. Zelfs over de korrel van het schuurpapier waarmee hij de trap vorige maand heeft afgeschuurd. Maar de Giro van 1978? Een “droge bedoening”, vindt hij. “Saai. Ik heb de trui vroeg gepakt en ik heb hem niet meer afgegeven. Pas op, ze hebben allemaal geprobeerd om mij uit het roze te rijden. Baronchelli, Moser, Saronni, Battaglin... Allemaal. Maar het is ze toch niet gelukt.”
De Muynck reed in 1978 de Giro in een ploeg met kopman Felice Gimondi. Die had er geen probleem mee dat een Belg het roze droeg. “Bijlange niet”, zegt De Muynck. “Gimondi was een koele kikker, een business man. Die zag direct de commerciële belangen. Voor Bianchi was België een interessante markt. Gimondi dacht ook aan zijn eigen portemonnee, want hij zat zelf in de beheerraad. De avond dat ik roze pakte heeft hij meteen gezegd: Vanaf nu rijden we voor u. Daaraan zie je: Gimondi is een heel andere mens dan Roger De Vlaeminck.”
De Muynck refereert aan de controversiële Giro van 1976, de zere plek in zijn carrière. Hij pakte toen de roze trui in de zestiende rit, maar raakte die kwijt op de allerlaatste dag. Er speelde bij Brooklyn voortdurend een machtsstrijd met kopman Roger De Vlaeminck, die volgens de overlevering niet wilde werken voor streekgenoot en ‘knecht’ De Muynck. De Vlaeminck stapte in de laatste week zelfs uit de Giro. “Ik ben dat jaar veel te naïef geweest”, zegt De Muynck. “In de bergen heb ik veel te lang gewacht op Vlaeminck. Stel u eens voor dat ik in 1976 al de Giro win. Dan heb ik twee jaar eerder een veel beter jaarloon. Zolang ik het roze droeg, had ik ook een akkoord om alle criteriums in België te rijden. Toen ik de trui verloor, belden ze één voor één af.” “Gimondi was als kopman een rationele mens. Die dacht aan zijn sponsor. Met Vlaeminck kon je niet klappen. Die dacht alleen aan zichzelf. Of Brooklyn nu veel of weinig sjieken (kauwgom, nvdr.) verkocht, dat interesseerde hem niet.”
De stal uitkuisen
De oorspronkelijke bedoeling van dit verhaal was een verzoeningsinterview tussen De Vlaeminck en De Muynck, veertig jaar na diens eindzege in de Giro. Een naïef idee, zo blijkt, na een korte diplomatieke missie in het Meetjesland. De Vlaeminck: “Ba neen vent, dat ga ik niet doen.” De Muynck: “Neen, daar begin ik niet aan.” Ze kijken nog altijd heel verschillend naar de gebeurtenissen van toen. Het verhaal van de Giro van 1976 daarom in woord en wederwoord.
De Vlaeminck: “Ik ben in 1976 uit die Giro gestapt om één reden: een blessure. Ik was gevallen de dag voordien. Ik stond honderd punten voor in het puntenklassement. Wat zou ik dan opgeven zonder reden? Je weet: ik lieg nooit.”
De Muynck: “Ja, Vlaeminck had een blessure. Hij was leeg. Maar hoe kwam dat? De hele Giro was hij op van de zenuwen. Hij had nog geen grote koers gewonnen dat jaar. In de winter had hij te veel vedette gespeeld. Ik ben er zeker van: wint Vlaeminck in 1976 Parijs-Roubaix, dan win ik dat jaar al de Giro. Dan was hij veel inschikkelijker geweest.”
De Vlaeminck: “Muynck moet niet klagen. Ik heb hem in den tijd uit compassie bij de ploeg gehaald. In 1972 lag hij in de kliniek met een dubbele schedelbreuk. Niemand wilde hem nog. Briek Schotte deed hem een voorstel voor 7.000 frank (175 euro, nvdr.) per maand. Ik heb gezegd: Kom bij mij voor 50.000 frank (1.200 euro, nvdr.). Maar het is wel om voor mij te knechten. Dan moet je achteraf ook geen kopman willen zijn.
De Muynck: “Het was 35.000 frank (870 euro, nvdr.). En maar tien maanden betaald. En tien procent voor de manager. Hoeveel schiet er dan nog over? Maar het klopt dat Roger mij toen is komen bezoeken. Alleen zegt hij er niet bij dat ik ook naar Merckx kon, naar Bitossi, naar Zilioli... Naar alle grote ploegen. Ik koos voor hem. Akkoord, om in dienst te rijden. Maar een paar jaar later was de knecht wel beter dan de kopman in de grote rondes.”
De Vlaeminck: “Het is altijd hetzelfde. Als een knecht goed rijdt, dan wil hij zelf winnen. Dat mag van mij, maar dan moet hij wel naar een andere ploeg gaan.”
De Muynck: “Voor Vlaeminck is het: eens knecht, altijd knecht. Zoals de baron in de middeleeuwen: Allez ventje, hop, ga de stal uitkuisen.”
De vete Muynck-Vlaeminck verdeelde de supporters. Ze woonden op vijf kilometer van elkaar: De Vlaeminck in Eeklo, De Muynck in Waarschoot. “Mijn vrouw heeft Roger destijds in de krant een landverrader genoemd”, zegt De Muynck. “Dat had ze niet moeten doen. Maar ja, zij beleefde dat heel emotioneel. Voor de journalisten waren het gouden tijden. Hier in Waarschoot gingen ze zelfs praten met Omer Schoonacker, een straatleurder. Samen whisky drinken en daar dan grote verhalen van maken in Sport ’70 (toenmalig sportmagazine, nvdr.). De KSA had op de kermis van Waarschoot een auto staan met een grote foto op van Vlaeminck. Voor vijf frank mocht ge daar een klop op geven met de voorhamer. Geld dat die mannen hebben verdiend.”
Prozac
Terug naar het herenhuis in Waarschoot, waar De Muynck uitlegt hoe je een muur schildert zonder strepen. Hij heeft de hele vloer netjes afgeplakt met krantenpapier. “Ik lees er elke dag twee”, zegt hij. “Vooral de wielerpagina’s. Ik volg alle wedstrijden, ook die van de juniors en beloften. Maar eerlijk gezegd: ik zie niet direct iemand die voor ons de Giro of de Tour zal winnen. Frank Vandenbroucke had het gekund, maar hij is de weg kwijt geraakt. Tiesj Benoot zou het moeten kunnen, maar die klaagt altijd over zijn gewicht: We waren met vijf weg en ik was de zwaarste van de vijf. Hinault en Moser, waren dat geen kloeke mannen misschien?”
De Muynck zoekt de verklaring voor veertig jaar zonder Belgische winnaar van een grote ronde in de maatschappelijke evoluties sinds de jaren zeventig. “Koersen was voor mij een vlucht uit de fabriek. Verder studeren bestond niet voor ons. We vlogen rechtstreeks naar de Société Anonyme de Waerschoot. In het textiel. Wielrennen was de enige manier om daar aan te ontsnappen.” “Vandaag is er zoveel welvaart. Het zijn fantastische tijden om te leven en toch is niemand gelukkig. Leg mij dat eens uit. We hebben het te goed om uit te blinken in sport. Kijk naar de nationale voetbalploeg, dat zijn ook geen gasten uit geprivilegieerde milieus. Mensen zijn niet weerbaar meer. Bij tegenslag komt er direct Prozac aan te pas. Terwijl tegenslag bij het leven hoort. Echt waar, de dag dat er een horde getrainde schapen het land binnenvalt, slaat iedereen hier op de vlucht. (Lacht) Je ziet: als ik begin te filosoferen, dan ben je me kwijt.”
“Maar ik hoop echt dat er een jonge Belg opstaat. Bjorg Lambrecht staat mij wel aan. Maar het mag niet te lang meer duren. Nog eens veertig jaar wachten zal mij niet meer lukken, zeker?”
Na mijn winst werden zelfs vaatdoeken met mijn foto op verkocht. Ge wilt niet weten wat de huisvrouwen allemaal hebben afgeveegd met mijne kop Johan DE MUYNCK, Girowinnaar in 1978