Werkloosheid dreigt voor helft nieuwe gynaecologen
Ook overschot aan chirurgen en radiotherapeuten
HASSELT - De helft van de gynaecologen die de komende vijf jaar afstuderen, zal moeilijk een job vinden. Ook aan chirurgen en radiotherapeuten is er een overschot op de arbeidsmarkt.
Dat blijkt uit een enquête van twee assistent-gynaecologen. Door het overschot zijn er zelfs al chirurgen die na twaalf jaar studeren uiteindelijk aan de slag gingen in de reissector of in een tuincentrum. De onderzoekers verwachten dat heel wat gynaecologen zich zullen moeten heroriënteren.
Voor andere specialisaties, zoals geriatrie en psychiatrie, is er dan weer een tekort. Daarom pleiten ze ervoor studenten beter te sturen in hun keuze. Volgens Paul Van Royen, decaan Geneeskunde aan de UAntwerpen, gebeurt dat al. “Maar als er op tv enkel programma’s te zien zijn over topchirurgen, kan je van een 24-jarige niet verwachten dat die voor een carrière als geriater kiest.”
HASSELT - Van de 187 gynaecologen die de komende vijf jaar afstuderen, zal slechts de helft (91) meteen aan de slag kunnen. Dat blijkt uit een onderzoek van twee assistent-gynaecologen dat in het medische tijdschrift De Specialist verschijnt. Ook voor andere specialisaties, zoals chirurgie en radiotherapie, is er een groot overschot. “Er zijn al chirurgen die terechtgekomen zijn in de reissector of in een tuincentrum”, zegt Pascal Selleslagh, hoofdredacteur van De Specialist.
Het overschot aan gynaecologen wordt in het onderzoek voor het eerst in kaart gebracht. Toendra De Vos en Bart Vergauwe, twee assistenten, bevroegen alle Vlaamse ziekenhuizen naar hun verwachte aantal vacatures voor de komende vijf jaar. Dat bleken er 91 te zijn, terwijl er in diezelfde periode 187 gynaecologen op de arbeidsmarkt zullen komen. “Het ergste is dat men bij het begin van de opleiding gynaecologie nog suggereert dat je beslist werk zal vinden”, zegt De Vos. “Zeker door het strenge ingangsexamen. Maar op het einde van de rit dreigt de desillusie.”
Het probleem beperkt zich overigens niet tot gynaecologie. “Er ontstaan overschotten in de nefrologie, radiotherapie en chirurgie”, zegt Vergauwe. “Zo nemen ingenieurs soms al taken over van de radiotherapeut.”
Tuincentrum
Die rit duurt voor gynaecologen elf jaar, voor chirurgen zelfs twaalf jaar. “En daarna hebben ze geen enkele werkzekerheid”, zegt Pascal Selleslagh, hoofdredacteur van De Specialist, dat het onderzoek weldra publiceert. “Door die lange opleiding, die de maatschappij handenvol geld gekost heeft, is hun carrière sowieso al beperkt tot 30 à 35 jaar. In ons tijdschrift hebben we eerder zelfs bericht over chirurgen die uiteindelijk werk vonden in de reissector en een tuincentrum.”
Handenvol geld
Het overschot wordt bevestigd door Jens Goeteyn, voorzitter van de Belgische Vereniging van Chirurgische Stagairs. “Het aantal studenten neemt geleidelijk toe, terwijl dat voor het aantal vacatures zeker niet het geval is. Doordat ziekenhuizen door de overheid verplicht worden in netwerken te functioneren, nemen ze een afwachtende houding aan. Waarom zouden ze bijvoorbeeld een vasculair chirurg aannemen, als het ziekenhuis met wie ze in de toekomst zullen samenwerken er misschien genoeg heeft? Die naderende netwerken zorgen voor onzekerheid.”
Door het uitblijven van een vaste werkplek blijven beginnende chirurgen volgens Goeteyn langer als fellow werken. “Dat betekent dat ze aan de slag gaan onder de vleugels van een leermeester, omdat ze vinden dat ze nog niet genoeg basis hebben. Dat is altijd zo geweest, maar die fellowships duren nu wel steeds langer. Vroeger was dat één tot drie jaar, nu zelfs vier à vijf jaar.”
Na hun jarenlange opleiding hebben de specialisten geen enkele werkzekerheid. Er zijn al chirurgen die terechtgekomen zijn in de reissector of in een tuincentrum
Pascal SELLESLAGH Hoofdredacteur De Specialist
Door de hervorming van de basisopleiding geneeskunde enkele jaren geleden zal er dit jaar een ‘dubbele cohorte’ zijn: zowel de studenten van het oude traject (zeven jaar) als het nieuwe (zes jaar) studeren dit jaar af. Dat zal het overschot er niet meteen kleiner op maken. De Vos en Vergauw zullen hun resultaten ook overmaken aan de planningscommissie, die de quota voor artsen bepaalt. Daarnaast pleiten ze ervoor dat studenten beter gestuurd worden, aangezien andere specialisaties (geriatrie, psychiatrie, endocrinologie, ...) wel onderbemand zijn. Volgens Paul Van Royen, decaan geneeskunde aan de Universiteit Antwerpen, gebeurt die sturing nu al, maar is er meer nodig. “Wij kunnen studenten die geslaagd zijn voor het ingangsexamen geneeskunde nooit verplichten om wel of niet voor een bepaalde specialisatie te kiezen. We doen veel moeite om hen te sturen en geven hen alle informatie, maar desondanks kiezen ze toch nog vaak voor specialisaties met weinig werkgelegenheid. Maar ik zie hier ook een taak voor de overheid en de media. Als er op tv enkel programma’s getoond worden over topchirurgen, kunnen we niet verwachten van een 24-jarige dat die ervoor kiest om geriater te worden. Daarom moeten zij ook het beroep van huisarts, psychiater en verpleegkundige positief in de verf zetten, dat gebeurt nu niet.”
Quota
Van Royen benadrukt dat het in de medische wereld moeilijk is om te voorspellen waar over x-aantal jaar nood aan is. “Net daarom is het tekort en overschot aan de ene of andere specialisatie een Europees probleem. Het huidige beleid zet in op meer thuiszorg, en dus zal er alleen maar meer nood zijn aan huisartsen, verpleegkundigen en geriaters. Dat kunnen we niet genoeg benadrukken.”
Het vastleggen van de quota voor artsen is een federale bevoegdheid. “Op Vlaams niveau heeft de planningscommissie de voorbije jaren een kadaster van de beschikbare artsen opgesteld en berekend hoe dit aantal zal evolueren. Maar over de toekomstige zorgvraag per specialisatie bestaan er nog geen studies”, klinkt het op het kabinet van Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V). “Vlaanderen kan eventueel een maximum en minimum opleggen per specialisatie, en werkt aan een beleid hieromtrent. Zo starten we volgend academiejaar met een numerus fixus voor het aantal studenten dat kan starten in de opleiding arts en tandarts.”