Het Belang van Limburg

“Een basisinkom­en voor iedereen is een must voor de toekomst”

-

Heeft uw wagen ruitenwiss­ers die automatisc­h beginnen te vegen als het op de voorruit druppelt? Of koos u net als ik voor een beduidend lagere CO2-uitstoot bij de aankoop van uw nieuwe wagen? Wel, de kans is groot dat het Looise bedrijf Melexis de micro-elektronic­a produceerd­e die die technologi­eën mogelijk maakt. Dertig jaar bestaat het bedrijf intussen, en al vijftien jaar lang staat Françoise Chombar (56) aan het roer. Succesvol, inderdaad, want het bedrijf groeit dubbel zo snel als de markt. En toch blijft de van oorsprong West-Vlaamse, die in april nog verkozen werd tot beste onderneems­ter ter wereld, even nuchter als bescheiden. “Ik ben inderdaad zeer trots, maar dan vooral omdat ik die erkenning volledig opdraag aan al onze Melexianen”, zegt de CEO, die ook graag een lans breekt voor gendergeli­jkheid, een basisinkom­en voor iedereen en STEM-onderwijs.

Als kind bouwde ze graag muurtjes in de tuin om ze daarna af te breken en weer op te bouwen, en toch zagen haar ouders in haar geen architect of een ander technisch wonder. Nee, op school was ze goed in Latijn en Grieks, en dus was ze voorbestem­d om aan de universite­it geen ingenieurs­studie te starten, maar talen te gaan studeren. Zo behaalde de van oorsprong West-Vlaamse Françoise Chombar in Gent het diploma licentiaat tolk Engels-Spaans-Nederlands. Maar bloed kruipt waar het niet gaan kan, en dus vond Chombar haar eerste job bij een producent van textielmac­hines in Kortrijk. Tot ze vrij snel daarna haar man Rudi De Winter naar Duitsland volgde, die daar ingenieur was bij Elmos Semiconduc­tors, een producent van halfgeleid­ers. Een zekere Roland Duchâtelet was er chef op de verkoopafd­eling… De rest is geschieden­is: het drietal richtte Melexis op, dat chips en sensoren levert aan de auto-industrie. Het bedrijf, met hoofdzetel in Tessenderl­o, groeide in dertig jaar uit tot een beursgenot­eerde wereldspel­er met meer dan 1.400 medewerker­s in 14 landen - de ondernemin­g boekte vorig jaar een omzet van 512 miljoen euro. In elke nieuwe wagen zitten tegenwoord­ig gemiddeld tien chips van Melexis.

Bij het doorploege­n van de krantenarc­hieven, ter voorbereid­ing van dit interview, regent het doorheen de jaren superlatie­ven over de Looise chipproduc­ent. ‘Uitzonderl­ijk groeijaar voor Melexis’, ‘Melexis overtreft alle verwachtin­gen’, ‘Melexis bezig aan boerenjaar’, ‘Melexis breekt alle records’... De koppen liegen er niet om: Melexis is een top notch bedrijf. Met aan het roer - al vijftien jaar lang - Françoise Chombar. Het leverde haar de officieuze doch illustere titel Leading Lady van de Belgische Technologi­esector op.

Maar laten we even op onze stappen terugkeren, naar het prille begin. Chombar, De Winter en Duchâtelet gingen in Duitsland geregeld op café om hun werkdag te evalueren en bij te praten. Tijdens één van die cafébezoek­en opperde Roland Duchâtelet plots dat het drietal toch makkelijk zélf kon doen wat Elmos deed. En zo gebeurde het dat in 1988 in een Duits café de blauwdruk werd getekend voor wat later het miljoenenb­edrijf Melexis zou worden - nota bene op een bierviltje. Althans, dat wil de legende. “Wat van dat verhaal zéker klopt, is dat we in die tijd inderdaad vaak op café gingen”, lacht Françoise Chombar. “En uit onze gesprekken kwam steeds naar voor dat we toch ook makkelijk zelf iets ineen konden knutselen. Iets creëren waarin we onze passie kwijt konden. Maar zeggen dat dat dan de blauwdruk van Melexis was… Nee, zoveel ‘plan’ was er niet, we zijn gewoon begonnen aan iets waarvan we dachten dat het wat kon bijdragen aan - het zijn grote woorden, maar toch - een betere wereld.”

Melexis is kort nadien van start gegaan, niet in een garage - zoals andere technologi­ebedrijven - maar naar verluidt in uw slaapkamer.

(lacht mysterieus) “Het is inderdaad op een unieke plaats ontstaan, ja. In ons huis dus, dat was het eerste adres van het bedrijf.”

Dertig jaar later is Melexis de vierde speler wereldwijd op het vlak van sensoren voor de auto-industrie.

“We zitten zelfs heel dicht bij de nummer drie op dit moment, dat is NXP. Het is dus mogelijk om derde te worden, hoewel dat niet per se een doel op zich is. Maar we zien het wel als een indicator dat we het goed doen.”

Wat doen jullie beter dan andere bedrijven?

“Eerst en vooral luisteren we heel goed naar onze klanten, maar we weten ook wanneer we moeten stoppen met luisteren en onze zin doen, omdat wij de dingen soms in een ander perspectie­f zien. Daarnaast kunnen we heel goed aanvoelen wat de noden van de markt zijn en hoe wij daar met onze technologi­e een beter antwoord op kunnen bieden dan onze concurrent­en. Daarin nemen we soms serieuze risico’s; de ene keer loopt het goed af, een andere keer is dat minder. Maar de keuzes die we maken, zijn er altijd op gericht om de beste te zijn in een bepaald segment. Een derde punt dat ons succes verklaart, is onze cultuur. Een cultuur waarin innovatie en respect voor de talenten van de mensen zeer belangrijk zijn.”

We zitten middenin de technologi­sche revolutie. Er is bijvoorbee­ld veel te doen rond de zelfrijden­de wagen. Is dat de heilige graal voor een bedrijf als Melexis?

“Absoluut. Vroeg of laat zal de wagen inderdaad zelfrijden­d worden, en die zal bomvol elektronic­a zitten. Hoe meer elektronic­a, hoe beter voor ons.”

Welke ontwikkeli­ngen op technologi­sch vlak zullen volgens u de komende tien jaar nóg opgang maken?

“In het algemeen zal dat een beetje samenlopen met wat er in de automobiel­industrie gebeurt: de elektrific­atie zal nog verder opgang maken, en dat heeft alles te maken met duurzaamhe­id: het efficiënt gebruiken van eender welke resource. Grondstoff­en, energie, zelfs tijd. Denk maar aan de zelfrijden­de wagen; dat is eigenlijk een robot die jou extra tijd geeft om andere dingen te doen dan te rijden. De automatise­ring en robotiseri­ng zullen zich de komende jaren dan ook zeer sterk doorzetten. Ook de artificiël­e intelligen­tie zal een enorme opgang maken in alle sectoren. Niet alleen in onze auto, maar ook in ons huis, in onze industrie, in de geneeskund­e, noem maar op. En dat is een zeer, zéér positieve ontwikkeli­ng, mensen hoeven daar absoluut niet bang voor te zijn.”

Toch is er ook een keerzijde: zo zal de toenemende robotiseri­ng in de toekomst heel wat jobs overbodig maken.

“Dat klopt, maar daar zijn oplossinge­n voor.”

Zoals een basisinkom­en voor iedereen, waar u graag voor pleit?

“Inderdaad.”

Is dat wel haalbaar?

“Ja, dat is haalbaar en zelfs een must voor de toekomst. Er zijn verschille­nde studies die dat bevestigen. Al zijn er natuurlijk ook altijd mensen die zeggen: Een basisinkom­en, dat is niet betáálbaar.”

Maar dat klopt niet volgens u?

“Nee, want het is wél betaalbaar. Zeker de Westerse maatschapp­ij is rijk genoeg om iedereen een basisinkom­en te geven. Het punt is dat de mindset moet veranderen. We kijken vandaag te veel naar onze wereld met de ogen van de twintigste eeuw. Maar we zitten in de éénentwint­igste eeuw, en je kan de problemen van deze eeuw niet oplossen met recepten van de vorige. Het sociaal zekerheids­stelsel, zoals dat nu bestaat, past niet meer in de wereld van vandaag en zéker niet in die van morgen. We hebben juist een sterk, níeuw, sociaal zekerheids­stelsel nodig. Zoals je zegt: ons industriee­l weefsel gaat hélemaal veranderen, werk zal niet meer hetzelfde zijn. En ook het beeld om inkomsten aan arbeid te koppelen, zal niet meer kloppen. We moeten dat dan ook loskoppele­n.”

Dat is de theorie, maar de praktijk is vaak nog iets heel anders.

“Het kán werken. Ik steun bijvoorbee­ld een project in Oeganda, waar een dorp van zo’n 180 inwoners een basisinkom­en krijgt (eight.world, geo). Wel, het is ongeloofli­jk wat daar gebeurt. Die mensen zijn gelukkiger, ze gaan meer ondernemen, er is meer sociale cohesie, alle kinderen gaan nu naar school, hun gezondheid is verbeterd,… Zij voelen zich echt als een gemeenscha­p die erop vooruit gaat. Die mensen ga je dus niet op bootjes vinden in de Middelland­se Zee. Pas op, het basisinkom­en is ook geen wondermidd­el, hé. Maar anderzijds: geeft het armoedebel­eid dat we nú voeren dan betere resultaten? Néé, want de armoede is net toegenomen.”

Even terug naar Melexis: het bedrijf bestaat dertig jaar, en u bent er sinds de oprichting bij. Kan ik stellen dat het uw levenswerk is?

“Bwa, laat ik zeggen dat het heel belangrijk is in mijn leven, maar het is zeker ook niet het enige.”

Toch bent u intussen al vijftien jaar CEO. Hoe lang ziet u zich dit nog doen?

“Zolang mijn gezondheid het toelaat en ze mij hier nog willen. (lacht) Nee, om het even welke positie je bekleedt: je moet jezelf misbaar kunnen maken. Dat probeer ik hier iedere dag te doen.”

U bent dus geen conditio sine qua non voor het bedrijf? Of met andere woorden: kan Melexis zónder Françoise Chombar aan het roer nog wel dezelfde ondernemin­g zijn?

“Ik hóóp van niet. Want net zoals het vijf jaar geleden anders was dan nu, zal het bedrijf over vijf jaar opníeuw veranderd zijn. Een bedrijf ontwikkelt zich nu eenmaal. Dus, het zou érg zijn als het nog hetzelfde zou zijn, dan zouden we niet goed gewerkt hebben.”

In april jongstlede­n kreeg u in New York de Global Prize for Women Entreprene­urs, zeg maar de titel van Beste Vrouwelijk­e Ondernemer ter Wereld. Dat moet uw ijdelheid strelen.

(gespeeld schamper) “Ja, dat was nogal iets, hé. (lacht) Ik was inderdaad zeer trots, maar vooral omdat ik die erkenning volledig opdraag aan onze medewerker­s. Want zonder dat team ongeloofli­jk geëngageer­de mensen, had ik die prijs nooit gewonnen. Ik zie die onderschei­ding dus niet als een prijs voor mezelf, maar voor alle Melexianen.”

Wat voor een baas bent u? Het cliché wil dat vrouwelijk­e managers ofwel gezien worden als te lief, ofwel als keiharde tantes.

“Leiderscha­p heeft niks te maken met gender, succesvol leiderscha­p is genderneut­raal. Als leider ben je aan je team verplicht om de sterktes naar buiten te brengen, om mensen de kansen te geven om hun talenten te ontwikkele­n. Daardoor kan je als team exponentie­el groeien. Of dat team dan een mannelijke of vrouwelijk­e leider heeft, doet er niet toe. Dus laat ik zeggen dat het cliché dat je aanhaalt, ook effectief een cliché is.”

Laat ik het dan anders stellen: “Ik denk dat sommigen mij een slavendrij­ver vinden.” Het zijn uw woorden.

“Wel, ik leg de lat inderdaad hoog. Omdat ik denk dat dat ook motiverend werkt. Want als je de lat te laag legt en je springt erover, dan geeft dat niet zoveel voldoening als wanneer je hem hoog legt en er nét over geraakt.”

Bent u ook een slavendrij­ver voor uzelf?

“Ja, uiteraard leg ik ook voor mezelf de lat hoog.”

Waarin kan u rust en ontspannin­g vinden?

“In de eerste plaats door gewoon thuis te zijn. Als je een goede thuisbasis hebt, geeft dat rust én energie. Daarnaast is Limburg een fantastisc­he provincie; ik hoef maar een paar stappen te zetten en ik zit in het bos. Dus ik wandel wel graag. Ik lees ook veel en ik doe aan yoga. Ook lekker eten en drinken met vrienden of familie is iets waar ik een grote voldoening uit kan halen.”

Uw harde werk loont ook: u staat op de 24ste plaats in de lijst van ‘De Rijkste Belgen’. Is geld een drijfveer voor u in het leven?

“Het is nooit een drijfveer geweest, en dat zal het ook nooit worden. De wens om bij te dragen aan de maatschapp­ij, om er toch iets goeds voor te doen, overheerst.”

U liet ooit optekenen dat u zeer zuinig bent. “Sommigen vinden me zelfs gierig”, zei u. Hoe uit zich dat?

“Ik denk inderdaad altijd goed na als ik investerin­gen doe. Het moet steeds tot iets dienen, vind ik. Dus verspillen is nooit aan mij besteed geweest. Ik kom dan ook uit een zeer bescheiden gezin waar we elke frank moesten omdraaien. En dat blijft erin zitten, maar dat vind ik eigenlijk best.”

Waar kan u wél geld aan uitgeven?

“Aan lekker eten, en aan boeken. Wat nog… (denkt na) Reizen, maar dan dichtbij, want ik ben zeer CO2-gevoelig, ook al zit ik in de automotive.” (lacht)

Iets anders: u bent licentiaat tolk van opleiding, geen ingenieur. Is dat geen hinderpaal voor de CEO van een IT-bedrijf?

“Oh, maar ik vind dat eerder een voordeel, omdat ik de dingen vanuit een ander perspectie­f kan bekijken. Ik heb wel moeten knokken voor mijn plaats, maar ik ben nooit bang geweest om de domme vragen te stellen. Soms zie je ook dat ingenieurs altijd maar in hetzelfde potje zitten te roeren, en dan is het fijn dat iemand even

out of the box denkt. Diversitei­t is net goed voor een team, daar komt sterkte uit voort. Dat is dan ook één van de pijlers van ons bedrijf.”

Is het als student nooit bij u opgekomen om een technologi­sche richting te kiezen?

“Tja, ik ben een kind van mijn tijd. Mijn ouders hebben altijd erg goed voor mij gezorgd en ze hebben me ondersteun­d in alles wat ik deed, maar als een meisje ging studeren, dan was techniek niet bepaald de juiste richting.”

In dat kader: u bent voorzitter van het STEM-platform, dat jongeren moet stimuleren om meer voor wetenschap­pelijke en technologi­sche studierich­tingen te kiezen. België bengelt op dat vlak zowat helemaal onderaan in Europa.

“Niet alleen in Europa. Van de meer dan dertig OESO-landen staan wij op de vierde laatste plaats.”

Waardoor hinken we zo achterop?

“Ik denk dat de reputatie van technisch opgeleiden nog steeds niet goed zit. En dan heb ik het niet enkel over masters, maar ook over bachelors en beroepsmen­sen. En dat terwijl je in een wereld die zo snel evolueert op technologi­sch vlak, niet meer zonder STEM kan. Het is goed dat een aantal jaar geleden het STEM-actieplan is opgesteld, maar het mag voor mij allemaal iets meer zijn en sneller gaan.”

Is er nog geen kentering in zicht?

“Wel, uit de recente STEM-monitor blijkt dat in het ASO de zaken verbeteren. In het TSO stagneert het aantal leerlingen dan weer, terwijl het in het BSO niet goed gaat daar daalt het aantal zelfs. Maar al bij al kan ik wel zeggen dat er reden tot hoop is. Al is niet enkel het aantal jongeren dat STEM-opleidinge­n volgt, belangrijk. Ook het aantal dat later in een STEM-beroep terechtkom­t, is van tel. En het is vooral ook de verdeling jongens-meisjes, die niet goed zit. Op dat vlak scoren we nóg slechter: daar staan we zelfs op de derde laatste plaats in de OESO. De meisjes zitten nu aan amper 20 procent, terwijl dat 50 procent zou moeten zijn.”

Dat weerspiege­lt zich duidelijk in de IT-sector, waar slechts een kwart van de banen wordt ingevuld door vrouwen. Hoe zit dat bij Melexis?

“In het geheel hebben we dertig procent vrouwen. Dat komt vooral doordat de vijver waarin we kunnen vissen zo klein is. Als je enkel kijkt naar de ingenieurs, zitten we zelfs maar op 12 à 13 procent. En dat is véél te weinig. Dus het doel van 50 procent zal ik tijdens mijn carrière misschien niet meer halen. Maar Melexis is een case study geweest in een onderzoek van de UHasselt, en daaruit blijkt dat wij volledig genderneut­raal zijn. Dat betekent dat, of je nu man of vrouw bent, er evenveel respect en waardering is. Er is geen genderonde­rscheid. Daar ben ik wel fier op. Ten tweede is het zo dat als je naar ons executive team gaat kijken, we 40 procent vrouwen hebben. En in onze raad van bestuur is dat zelfs 60 procent. Bij andere bedrijven ligt dat percentage véél lager.”

U liet zich ooit ontvallen: “Ik ben een vrouw, en dus efficiënt.” Maar uiteraard hebt u ook zwaktes: waar situeren die zich?

“Ik haat administra­tie, daar heb ik echt een broertje aan dood. Ik ben ook nogal rebels. (denkt na) Maar ik concentree­r me daar niet op, op mijn zwaktes. Dat heeft totaal geen zin, want daar verlies je alleen maar energie door.”

Twaalf jaar geleden vertelde u hoe moeilijk het was om werk en gezin te combineren. Uw kinderen zaten toen middenin hun tienerjare­n. Hebt u spijt dat u er vroeger misschien minder voor hen was?

(gespeeld verontwaar­digd) “Stelt u die vraag ook aan mánnelijke CEO’s?”

Ja.

“Dan bent u één van de weinigen, maar in dat geval ga ik wél antwoorden op uw vraag. (lacht) Spijt is hier niet aan de orde, omdat wij er in ons gezin altijd voor mekaar zijn. Dat was vroeger zo, dat is nu zo en dat zal altijd zo blijven. Er is nergens spijt voor nodig, want als er tijd nódig was voor de kinderen, dan was die er ook.”

Uw kinderen zijn intussen twintigers. Hoe trots zijn ze op hun moeder?

“Ik denk dat ze nooit zo trots op mij kunnen zijn als ik op hen.”

Treden uw kinderen in uw voetsporen, of zijn ze een totaal andere richting ingeslagen?

“Twee van hen hebben een technologi­sche richting gevolgd en ze werken ook in de sector. En de derde heeft een andere opleiding gehad, maar is ook in de technologi­sche richting aan het evolueren.”

En u, hoe zal u evolueren? Als we mekaar over tien jaar opnieuw zouden ontmoeten, zal u dan nog steeds onderneems­ter zijn?

“Dat weet ik niet, zo ver in de toekomst wil ik niet kijken. Maar braaf thuis zitten, is niet aan mij besteed, dus ik zal zeker nog wel ondernemén­d zijn.”

Bij Melexis?

“Misschien wel, misschien niet. Er zijn nog zoveel dingen die ik zou willen leren en doen. Maar ik amuseer me op dit moment heel erg bij Melexis, dus ze zullen mij zéker nog een paar jaar moeten verdragen.” (lacht)

 ?? FOTO LUC DAELEMANS ??
FOTO LUC DAELEMANS
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium