“Wij zijn drie sjarels”
Hugo Duchateau, Ado Hamelryck en Piet Stockmans bundelen ‘Krachten³’ in Sint-Truiden en Genk
GENK/SINT-TRUIDEN - Ze komen niet altijd goed overeen, kunstenaars in Limburg. Maar dat geldt niet voor Hugo Duchateau (79), Ado Hamelryck (76) en Piet Stockmans (77), die elkaar al zo’n 40 jaar kennen. Voor de derde keer tonen ze samen werk. Ditmaal op twee prachtige locaties: de Begijnhofkerk in SintTruiden en het nog niet gerestaureerde deel van de mijn in Waterschei.
Vroeger waren de drie collega-docenten in wat tegenwoordig de Luca School Of Arts in Genk is. Ondanks het feit dat ze alle drie al over de 70 zijn, krijgen ze iets van ‘jongens onder mekaar’ als je ze samen ziet.
Het waren de kunstenaars zelf die met het idee kwamen om op twee locaties hun werk te tonen. “Omdat de provincie zijn bevoegdheid over cultuur verliest en van de steden verwacht wordt dat ze het moeten gaan overnemen”, zegt Piet Stockmans. “We zullen pas over enkele jaren weten of we ons over deze verandering zorgen moeten maken, maar feit is dat we vroeger alle drie van de provincie veel steun hebben gehad. Als je moet afhangen van het hoogste niveau, dus met de beslissingen in Brussel, weet je wat je moet verwachten: niks.”
Minister van Cultuur Sven Gatz (Open Vld), die naar de opening komt, zal blij zijn vast te stellen dat samenwerking in Limburg mogelijk is. En hij zal onder de indruk zijn van de locaties en de presentatie van de kunstwerken.
Gekke specht
In het Sint-Truiden van Hugo Duchateau vormt het Unesco werelderfgoed van de Begijnhofkerk het decor. Duchateau laat er een specht tegen een stenen pilaar kloppen in plaats van tegen hout. Het beestje weet niet meer wat er allemaal gaande is met het klimaat. Om dezelfde reden geeft Duchateau vogels een grote toeter: “Misschien wordt er wél geluisterd als de natuur zelf een stem terugkrijgt”, zegt hij. Daarnaast speelt hij met het contrast tussen zwart en wit. Bezoekers die op een knopje drukken zien twee treintjes tevoorschijn komen van achter een zwarte en een witte doek. Elk met een lading, de ene zwart en de andere wit. “Zwart en wit staan tegenover elkaar, maar zijn ook allebei nodig. Zonder zwart en wit kan je geen grijs maken. Om genuanceerd te denken heb je beide nodig. En welke overtuiging je ook hebt, er zal ook altijd een kiem van het tegenovergestelde aanwezig zijn.”
Vallende vazen
Piet Stockmans ziet zijn vazen als symbool voor het menselijk lichaam. Voor het altaar staan grote exemplaren, maar allesbehalve perfect. Ze hebben barsten en lijken in elkaar te stuiken. Het zijn vallende vazen. “We hebben nogal wat zien vallen in de kerk de laatste jaren.” Hij wil ook de schoonheid van imperfectie benadrukken. Op het altaarstuk staat een werk dat niet perfect rond is. Als een ‘mislukte’ hostie of monstrans. “Perfectie is saai, kwetsuren zijn mooi. Die tonen wat we in ons leven hebben meegemaakt.”
Het begin van alles
Meer dan 50 tinten zwart
Toen Ado Hamelryck lang geleden voor de eerste keer de Begijnhofkerk betrad, raakte hij onder de indruk van het geheel. Maar vooral van de zwarte vloer en grafstenen. Zijn werk – tussen sculptuur en schilderij in en zoals altijd in 50 en nog veel meer tinten zwart – passen perfect bij de grafstenen in de vloer. “Goed en raar tegelijkertijd”, zegt hij. “Alsof ik er mijn eigen grafsteen neerleg.” Ook in Genk voelt de sfeer sacraal aan met het licht dat binnenvloeit door de grote ramen van het nog niet gerestaureerde deel van Thor Central. Hier is er ruimte voor grote werken en ingrepen ter plekke. De drie kunstenaars hebben elk een werk gemaakt in de vorm van een lijn. Bij Piet Stockmans verwijst een rij beschadigde vazen naar het zweet en het harde werk van de verdwenen mijnwerkers. Ado Hamelryck laat brokken steenkool overgaan in zwarte proppen. “Alles begint bij de plant en het licht en eindigt in zwart, zoals bij de steenkool. Al duikt er daarna weer licht op in diamanten. Daarvoor had ik geen geld”, lacht hij. “Maar het zou ook te didactisch zijn geweest.” Maar het licht is aanwezig in zijn zwarte tinten die weerkaatsen en schijnen. Duchateau maakt zijn lijn met metaal en okkernoten. “Het ene valt je zo in de schoot van de natuur, het ander moet je eruithalen en bewerken”, zegt hij. “Een lijn is een begin. De start van een ontwerp, een tekening, van cultuur en kunst.” En een andere manier van kijken, iets wat alle drie de kunstenaars beogen.
Nog altijd kritisch
Zijn ze nooit eens jaloers geweest op elkaars werk in al die jaren, willen we nog weten.
“Ik ooit, veertig jaar geleden, een half jaar lang”, zegt Duchateau onmiddellijk. “Al was dat bij iemand anders. En ik heb toen snel ingezien dat je met negatieve energie nergens geraakt. Sindsdien heb ik het van me afgeschud.” “Het belangrijkste is dat we nog altijd bezig zijn”, zegt Stockmans. “En dat we na 40 jaar nog kritisch zijn”, vult Ado aan.
“Plus: we zijn allemaal nog gezond”, zegt Hugo. “Daarom ‘krachten’ in de titel van de expo. Wij zijn drie sjarels.”
→
→