Veldrijder Quinten Hermans spurt naar tweede plaats
Waarom onze landgenoten geen rol van betekenis meer spelen en hoe we dat kunnen veranderen
Ja, Greg Van Avermaet droeg acht dagen de gele trui. Maar voorts was de Tour 2018 - net die van 2017 - vooral huilen met de pet op voor de Belgen. Zeker eens er wat klimwerk aan te pas komt, haken we af. En in de Giro en de Vuelta is het ook al jaren hetzelfde liedje. Waarom zijn er geen Belgische ronderenners meer? En komt het nog goed? Op zoek naar de oorzaken van de Belgische rondeziekte én de remedies.
JONG GELEERD IS OUD GEDAAN
Lucien Van Impe (laatste Belgische Tourwinnaar): “Er zijn bij ons zeker klimtalenten, maar er moet ook goed mee gewerkt worden. Het probleem is dat de meeste jonge coureurs er veel te laat aan beginnen. Ze gaan pas op hun 19de of 20ste in de bergen trainen. Terwijl je al op je 14de moet gaan specialiseren. Je moet dat klimmen elke dag onderhouden. Niet meteen op cols, hé. Het kan ook in eigen land. Ik spurtte op één dag soms dertig keer de muur van Geraardsbergen op. Gewoon veel bergop rijden, dagen na elkaar. Leren hellingen naar boven spurten. En als ze belofte worden, kunnen ze dan naar het buitenland gaan om te trainen en rittenkoersen betwisten.”
Jurgen Van den Broeck (laatste Belg in top 3): “Ronderenners maken is een werk van lange adem. Ik zou dolgraag een klimploeg voor de jeugd leiden, maar voorlopig lukt dat niet. Het grote probleem is geld vinden. Sponsors staan niet te springen om te investeren in het wielrennen, zelfs Patrick Lefevere heeft er moeite mee. Laat staan dat ze geld willen steken in een jeugdploeg voor jonge Belgische klimtalenten. Want die zijn er, hoor. En met de juiste begeleiding kunnen ze er geraken.”
Kevin De Weert (bondscoach): “We hebben bij de bond een opleidingsproject voor klimmers. RenQuinten nertjes die we opmerken en een kans geven. Er is hoop. We organiseren testdagen in de Ardennen en pikken er de explosieve mannetjes uit. Voor hen organiseren we stages in de Vogezen en voeren we testen uit op bijvoorbeeld de Ballon d’Alsace. Dat elitegroepje begeleiden we en geven we extra steun. Remco Evenepoel is zo iemand, net als Maxime Van Gils, vorig jaar winnaar van de Alpenklassieker bij de junioren.”
NIEUWE BOONEN
Van Impe: “Ze willen allemaal de nieuwe Boonen zijn, of de nieuwe Museeuw. Niet de nieuwe Van Impe. Ik keek als kind op naar de Belgische ronderenners, ik droomde van de Tour. Ik begon te koersen om later de Tour de France te winnen. Nu kijken de Belgen allemaal op naar Van Avermaet en co, want ze hebben niemand anders. En ze willen allemaal de Ronde van Vlaanderen of ParijsRoubaix winnen.”
Van den Broeck: “Er is gewoon te weinig aandacht voor Belgische ronderenners en dat schrikt onze jeugdrenners af. Het draait hier allemaal rond renners voor de klassiekers. De appreciatie voor Belgen die het proberen in het rondewerk, is gewoon veel te klein. Er worden hier ook altijd meteen prestaties verwacht. Als het wat minder gaat, wordt de renner meteen afgemaakt. Dan geven ze er al snel de brui aan.”
Frederik Broché (technisch directeur Belgian Cycling): “Ja, de koerscultuur in Vlaanderen remt de ontwikkeling van een rondetalent af, maar ik merk toch wel een mentaliteitswijziging. Ik merk dat enkele jonge renners beseffen dat er meer is dan de Ronde van Vlaanderen alleen. En dat er om buiten de kasseiwedstrijden te presteren een andere aanpak nodig is. Minder koersen en meer trainingsstages inbouwen, om zich specifiek te richten op het rondewerk. Bjorg Lambrecht is