Het Belang van Limburg

Tussen lifterspar­adijs en tunnel naar de hel

-

TRIER - Zo, uw eerste antwoord heeft u al: ja, liften werkt nog steeds. Maar raak je er ook ver mee? Op dag twee van ons liftavontu­ur besluiten we om kilometers te vreten. Van Trier moet het zo snel mogelijk richting Frankijk, om vervolgens de grote trek naar het Zuiden te maken. Een dag van snelwegpar­kings, torenhoge clichés die in sneltempo sneuvelen en heel wat kilometers op de teller.

“Hier gaat het nooit lukken.” Dinsdagoch­tend, we staan geposteerd aan een afrittenco­mplex net buiten Trier. Collega Pauline heeft natuurlijk gelijk: op deze plaats, geprangd tussen brug en vangrail, versnellen de auto’s richting grote weg. Geen kans dat iemand hier stopt. Toch steek ik tegen beter weten het bordje met ‘LUX’ de lucht in. Nog geen vijf auto’s later hebben we onverhoopt prijs: Sebastian (33) smijt zijn Volvo op het piepkleine strookje en gebaart om in te stappen. Soms moet je nu eenmaal die ene chauffeur tegenkomen die tegen alle logica in handelt.

“Ik werk bij het graafmachi­nefabriek van Volvo in Konz, zo’n 20 kilometer verderop. Ik kan jullie daar aan het station afzetten, op een half uur sta je dan met de trein in Luxemburg-Stad.” Wel, eigenlijk willen we alleen maar liften. “Wirklich? Waarvoor, een reportage? Goh, ik begin pas te werken om tien uur. Ik zal jullie net over de grens in Luxemburg afzetten.” Dat cliché van de norse Duitser mag u wat mij betreft definitief opbergen. Sebastian scheurt tegen 130 per uur door de velden met wijnranken aan oevers van de Moezel, op weg naar een anuur land. Een betere start voor dag twee hadden we niet kunnen wensen: kilometers maken, en zo diep mogelijk richting zuiden geraken, dat is de opdracht vandaag. Avignon het doel, Lyon de meest aanvaardba­re troostprij­s.

Tussen paradis en enfer

In het tankstatio­n van Potaschbie­rg blijft een ander cliché gelukkig nog overeind: dat van de joviale Nederlande­r. De netjes geklede Agnes – elegante pumps aan de voeten, dure zonnebril op de snoet – staat te tanken met haar sportieve Mini wanneer ze ons opmerkt. “Oh, jullie moeten naar Luxemburg? Dan neem ik jullie wel effe mee hoor, geen probleem!” Dus proppen we ons hebben en houden in de Mini van de advocate bij een technologi­ebedrijf. Nog geen tien kilometer verder heeft ze haar hele levensverh­aal over het dashboard uitgestort: dat ze jarenlang op Curaçao woonde en werkte met haar man, dat ze het er beu raakten – omdat hun lokale kennissenk­ring wel aan kinderen begon – en dat haar echtgenoot in Luxemburg werk vond in een wel heel typische sector, die van het financiële wezen. Opvallend: we zijn al aan chauffeur zeven, en Agnes is pas de eerste vrouw die ons meeneemt. “Tja, je hoort zoveel verhalen, en als vrouw alleen ben je natuurlijk minder weerbaar. Maar in jullie zat geen greintje kwaad, dat zag ik zo.”

Op naar lift en land nummer drie van de dag. Terwijl we net voorbij Luxemburg-stad uitstappen op de Aire de Berchem, spot ik net voor de uitrit de jonge Waal Natan. Hij heeft net een lift voor zichzelf en zijn vriendin richting Lyon geregeld. “We doen dit vaak, nog nooit problemen gehad. Ici c’est le paradis pour faire l’auto-stop.” Het wordt snel duidelijk dat we op een goudader staan: hier houden duizenden automobili­sten, vooral Belgen en Nederlande­rs – de sleurhut netjes aan de trekhaak –, nog een laatste plaspauze voor hun lange rit richting zorgeloze vakantie in het zuiden van Frankrijk. Toch is het geen auto met caravan en gele nummerplaa­t die ons meeneemt, maar een jonge Française. Christine (27), een psychologe die werkt met autistisch­e kinderen tussen 4 en 14 jaar, maakt er een gewoonte van om lifters mee te nemen. “Hier in de streek wordt er vaak gelift, van schoolkind­eren tot oude mannetjes, omdat het openbaar vervoer zo slecht geregeld is.”

Christine brengt ons met plezier tot diezelfde stad, al stelt er zich een probleem: ze weet niet waar ons afzetten. Op Google Maps is geen snelwegpar­king in de omgeving te bespeuren en een telefoon met een licht bezorgde papa – “Geen zorgen, ils sont gentils!” – brengt ook geen raad. Voor we het goed en wel beseffen, staan we in het centrum van Metz. Zodra de beleefdhed­en uitgewisse­ld zijn bij het afscheid, volgt er een stroom aan krachtterm­en. Gestrand in een stadscentr­um, dat kost ons gemakkelij­k twee uur om weer de snelweg op te raken. Na een uur lijken we in een nabijgeleg­en tankstatio­n toch een lift te hebben. Onze chauffeur stelt vast dat we op een slechte plaats staan. Zover waren we zelf al. “Iets verderop is er een plek waar lifters richting zuiden hun kans wagen, ik zet jullie daar af.” We stappen een kleine kilometer verder uit… en staan welgeteld tien meter verder en drie meter lager dan een geleden. In een inhammetje onder een brug waar de politie normaal staat te flitsen en de uitlaatgas­sen lekker lang blijven walmen. En we raken er niet weg zonder verschille­nde levensgeva­arlijke inbreuken op de Franse wegcode. Kortom: we zijn van het lifterspar­adijs in l’enfer getuimeld.

Smartphone-interview

“Hier gaat het nooit lukken.” De woorden zijn nog niet uit het tunneltje geëchood, of daar zwiert redder in nood Turgut (48) met enig risico zijn auto aan de kant. Bij het instappen in zijn rommelige wagen - vol draden, buizen en gereedscha­pskisten - biedt hij ons meteen een sigaret uit zijn slof aan. Bedankt, maar ik heb al genoeg vervuilde lucht opgedaan. De elektricie­n verliet vijf jaar geleden zijn thuisland Turkije om in Frankrijk zijn brood te verdienen voor zijn vrouw en twee kinderen. De oudste zoon heeft een kapsalon, waarvan Turgut voor de helft eigenaar is. Tenminste, dat denken we, want de auto raast met open raampjes over de snelweg en Turgut spreekt eigenlijk alleen Turks. Dus voeren we ons gesprek tegen 130 kilometer per uur, onze smartphone tegen Turguts oor gedrukt. Een app vertaalt keurig onze vraagjes en dicteert ze aan onze chauffeur, hij antder

in een mengelmoes van Frans, Duits en Turks. Of hoe een ouderwetse vorm van reizen toch dat tikje makkelijke­r gaat in de 21ste eeuw. Niet alles krijgt hij met handen en voeten onder woorden, maar de cruciaalst­e vraag wordt gelukkig met een glimlach en knik beantwoord: “Kunt u ons afzetten op een snelwegpar­king?”

Eens aangekomen op de Aire de Loisy krijgen we een zweterige begroeting van lotgenoot Max Schmit (24), en enkele tips van een geoefend lifter aan twee groentjes die staan uit te puffen in de verschroei­ende hitte. “Ik zou nooit bordjes gebruiken”, zegt de jonge Luxemburge­r, terwijl hij ons papier met ‘Lyon’ bestudeert. “Chauffeurs zijn sneller geneigd om door te rijden, omdat ze niet op die bestemming moeten zijn. Het is beter om mensen aan te spreken, en gewoon te vragen of ze je richting uitgaan.”

Een tactiek die al snel zijn vruchten afwerpt bij Justine en Denis (beiden 37). “Richting Lyon? We moeten naar Chalon-Sur-Saône, we kunnen jullie ergens in de buurt afzetten”, klinkt het na enige aarzeling. Een rit van goed 250 kilometer, eindelijk gaan we kilometers maken. De psychologe en ingenieur wonen in Lille, maar blijken zowaar landgenote­n. “Jullie zijn vertrokken in Tongeren!? Wij komen van Awans, bijna-Tongenaren dus”, lacht Denis. “We gingen vroeger zwemmen in het zwembad, en in Hasselt gingen we geregeld op stap.” Meteen ontdooit de sfeer in de auto, ook al moeten we het slechte nieuws brengen dat dancing Dockside al wel weer een tijdje dicht is. Het gaat er joviaal aan toe onder de petits Belges: de jeugdliefj­es vertellen over hun gedeelde passie voor marathonlo­pen, en hun drie dochtertje­s Jeanne, Victoria en Lison die samen een verjaardag delen. De triplettes, die net zeven zijn geworden, zijn thuis gebleven bij oma terwijl het koppel een weekje door de Loirestree­k trekt. “Eigenlijk zijn we een beetje mauvaises parents”, gniffelt Denis. Maar wel uitstekend­e vervoerder­s. Net voorbij Beaune nemen we op de plaatselij­ke aire afscheid van mekaar met een goed gevoel. Als het zo verdergaat, staan we in geen tijd aan de méditerran­ée.

Troosteloo­s

Er spreekt een ontzettend­e weemoed uit een snelwegpar­king. Dat besef je pas als je er al een tijdje moet staan, en uitkijkt over die troosteloz­e grijze asfaltvlak­te. Passanten frissen zich op in de slecht verlichte toiletten en stouwen nog snel een veel te dure snack naar binnen voor ze hun weg vervolgen. Snel die auto in, voor deze troosteloz­e plaats ons opslorpt.

U raadt het al: op de Aire nabij Beaune staan we voor de tweede keer vast. De toeristenr­ush is ingeruild voor die van nukkige pendelaars die zich zo snel mogelijk uit te voeten willen maken. Ik sta met bordjes met Avignon en Lyon in de hand, maar krijg vooral non te horen. Een man die ons bij het uitlaten van zijn Duitse herder al vies aankijkt, apprecieer­t niet dat we om een lift komen vragen. “We rijden in één ruk door en stoppen nergens.” “Maar uw vriend in de andere auto zei dat hij wel nog plaats had voor ons.” “We hebben geen plaats, laat ons met rust.”

Andere mensen excuseren zich bij voorbaat: een Bulgaars koppel in een aftandse BMW wijst naar de puinhoop van vakantiesp­ullen op de platgelegd­e achterbank. Om diezelfde reden blijken de Nederlande­rs met sleurhutte­n geen haalbare kaart. “Graag, alleen zit de auto al eivol!” Door de getinte ruiten zie ik plots twee goed verstopte blonde kinderhoof­djes tussen een berg koffers. Zelfs de truckers mijden ons vakkundig. “Liever niet, ik mag niemand meenemen van mijn werkgever. Als er iets gebeurt, zijn we niet verzekerd.” De klok slaat half zewoordt ven, de avond begint zachtjes te vallen, de verslagenh­eid neemt het over. Uiteindeli­jk voelt Franck (50) zich geroepen om onze redder in nood te spelen. “Maar goed dat ik stopte”, klinkt het bij de plezante nonkel terwijl hij Pauline een porretje geeft met zijn elleboog. In zijn witte camionette scheurt Franck door WestEuropa, om televisiet­oestellen en smartphone­s te leveren die - zo vermoeden we - van de camionette zijn gevallen. Lange, eenzame dagen op de weg. Terwijl de wereld voorbij glijdt in zijn witte bestelwage­n, spuit Franck zijn wijsheden over diezelfde wereld. Franck is teleurgest­eld, zoveel is duidelijk. Hij is boos over

les impots die hij moet betalen, want nergens betalen ze zoveel in Frankrijk en krijgen ze er zo weinig voor terug. Politiek “interessee­rt hem niet”, al is Merkel de patron van Frankrijk en blijkt Macron waardeloos.. Geld interessee­rt hem wel: het gaat over Euromillio­ns winnen Francks grote droom -, over jongeren zonder diploma die 1.000 euro verdienen en in Parijs 900 euro aan huur voor een appartemen­tje kwijt zijn. En het gaat natuurlijk over de vreemden, voor wie we allemaal te veel moeten betalen. “Pas op voor

les Arabes et les noirs in Lyon, ze pikken al je materiaal.” En over zijn twintigjar­ige dochter Maïlys, die aan de Sorbonne studeert - al weet hij niet welke richting - en hij nog eens per maand ziet.

Deze witte camionette, het lijkt zowat zijn leven te zijn. Of Franck eigenlijk blij is met zijn werk, met zijn leven? “Ik hou van de zelfstandi­gheid, de vrijheid”, horen we hem zichzelf wijsmaken. Franck zocht gezelschap, een aangename afwisselin­g om de monotonie van de snelweg te verhelpen, en dat waren wij. Ook dat is liften: wij raken op de bestemming, zij luchten hun hart. Die bestemming is Lyon geworden, de troostprij­s die er maar troosteloo­s bijligt wanneer we bij valavond inchecken in een inderhaast opgezocht hotel. Het einde van de dag komt aan als een voorhamer: wat was dit een slopende dag, elke van die 600 afgelegde kilometers lijken mijn rugzak weer dat tikje zwaarder gemaakt te hebben. Maar we staan er beter voor dan gedacht: morgen zouden we zomaar eens in Italië kunnen staan, bedenk ik me. Ik weet niet of het daaraan ligt of aan de kilometers, maar die nacht val ik als een blok in slaap.

 ?? FOTO PB ?? Turgut redt ons uit de tunnel in Metz. Het bedankje moeten we overmaken in het Turks, via een vertaalapp.
FOTO PB Turgut redt ons uit de tunnel in Metz. Het bedankje moeten we overmaken in het Turks, via een vertaalapp.
 ??  ??
 ?? FOTO PB ??
FOTO PB

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium