Via James Bond naar België
Het gezin is de hoeksteen van alle gruwel. Bekijk het recente ’Hereditary’ of ‘Get out’ en geef ons maar eens ongelijk: wij zetten straks elk kerstetentje met een bang hart in onze agenda. Een eeuw geleden werkten horrorfilms helemaal anders. De bioscoop was toen een spookhuis waar ondoden, weerwolven en monsters voor acute ademnood zorgden. Aan de keukentafel voelde je je tenminste nog veilig. Mary Shelley’s ‘Frankenstein en ‘Dracula’ van Bram Stoker kregen elk op hun beurt hun tijd op het witte doek. Maar als een van de eerste kwam in 1915 de golem aan de beurt, een mensachtig kleimonster uit de Joodse volkscultuur. Hij redde in het 16de-eeuwse Praag de joden van vervolging, zo gaat de mythe. Paul Wegener had een grenzeloze fascinatie voor deze reus. Niet alleen voerde de Duitse acteur en regisseur hem op in wel drie films, hij speelde deze plompe jongen ook gewoon zelf. Aandoenlijk en onbeholpen, als een voorloper op Boris Karloffs monster van Frankenstein uit 1931.
Met gestileerde studiodecors en een uitgesproken beeldtaal schilderde Wegener in zijn oeuvre de grondlaag van het Duitse expressionisme. Zijn invloed schemert door in latere meesterwerken als Murnaus ‘Nosferatu’ en ‘Metropolis’ van Fritzl Lang.
Maar van zijn kleimonsterfilms bleef alleen de laatste integraal bewaard, ‘Der Golem: wie er in die Welt kam’ uit 1920. Die oldschool huivertrip overleefde in
Filmschatten op zolder
Ook het Belgisch Filmarchief bewaarde in haar collectie zo’n duplicaat - of dat dacht het toch. Tot het enkele jaren geleden stomverbaasd vaststelde dat het al die tijd het originele negatief bezat. Niemand die verwachtte dat ooit nog te kunnen opdiepen. Een vreugdegilletje weerklonk in het Duitse Wiesbaden, waar de Murnau Stiftung over het nationale filmerfgoed waakt. Gevolgd door een tweede kreetje: het bleek de versie van ‘Der Golem’ die destijds voor de Duitse filmhuizen bestemd was. Met Duitstalige tussentitels! In de typografie van toen!
Ook filmtechnisch is het de belangrijkste versie. In die tijd kon je pellicule immers niet zo gauw kopiëren, wat men oploste door acteurs tegenover wel vier of vijf camera’s te laten spelen. De thuismarkt kon rekenen op
Vette boon voor folklore
Hoe het dan gebeurde dat het Belgisch Filmarchief al sinds de jaren 60-70 nietsvermoedend in het bezit is van het negatief? Dat valt niet los te koppelen van hoe zij het in handen kregen. Of van de man die Paul Wegener was tijdens de Tweede Wereldoorlog: een zogenaamde ‘Staatsacteur’, die onder de nazi’s zeven films maakte en zich dus ook met het regime vereenzelvigde.
Op het eerste gezicht valt dat misschien moeilijk te rijmen met zijn voorliefde voor Joodse volksmythologie, maar weet dat hij net zo goed Repelsteeltje, Doornroosje en De rattenvanger van Hamelen bewerkte. Om maar te zeggen: deze man had een vette boon voor verhalen met een folkloristische, sprookjesachtige inslag.
Het verbaast dan weer niet dat het negatief van Der Golem na de oorlog in Moskou