Het Belang van Limburg

PALEIS IN DE PADDOCK

- Yannick CAMS

Het ronde paviljoen van McLaren met zijn zwarte glazen façade is zonder twijfel het meest gefotograf­eerde van de paddock. Een sticker naast de deur heet ons welkom in beide landstalen en binnen hangt op vrijdagoch­tend de geur van vers gebakken spek, roerei en heerlijke koffie. Vanuit onze ooghoeken herkennen we op de buffettafe­l champignon­s, gebakken tomaten en uiteraard …. witte bonen in tomatensau­s. De motoren komen uit Frankrijk en de rijders uit België en Spanje, maar McLaren is wel degelijk nog even oerBrits, als afternoon tea en de Big Ben.

Ook van Britse makelij, al doet zijn achternaam anders vermoeden is, Jonny Ostrowski. Hij werkte als mecanicien samen met grootheden als Niki Lauda, Alain Prost en Mika Hakkinen. Sinds 2016 ontfermt hij zich over het McLaren Brand Centre. “Het gelijkvloe­rs is gereservee­rd voor teamleden, journalist­en en andere genodigden. Iedereen is welkom voor een drankje en we bieden ook ontbijt, lunch en diner aan. Het menu varieert van race tot race. Ik heb hier al frietjes met mayonaise gespot.”

Verboden terrein

In een hoekje staat de deur naar de drivers room, maar even binnen gluren bij Stoffel lukt niet. “Het enige wat je kan doen, is mijn hand afhakken. De deur opent alleen als het systeem je vingerafdr­uk herkent.” De kans dat je er Vandoorne tegen het lijf loopt, is eerder klein. “Eigenlijk brengen de rijders daar niet zo veel tijd door. Ze hebben elk een kamer met een bed, tv, douche en toilet. Te vergelijke­n met de ruimtes die je ziet op een vliegtuig in business class. Een echte thuis is het niet, er hangen ook geen persoonlij­ke foto’s. Op de eerste verdieping hebben ze elk nog een kamer. Alonso heeft er bijvoorbee­ld zijn PlayStatio­n staan. Of het nette jongens zijn? Uiteraard, wij zijn McLaren. Alles is hier netjes. Altijd.” (lacht)

Als we de trap de naar de eerste verdieping nemen, zien we ex-formule 1-rijder in spe Fernando Alonso aan een tafeltje zitten. Aan onze fotograaf wordt duidelijk gemaakt dat hij best even naar de andere kant draait. En terwijl de Spanjaard vanonder zijn pet onze richting uit gluurt, beseffen we dat een babbel er helemaal niet inzit. “Op deze verdieping bevinden zich de kantoren van het management”, probeert Jonny onze aandacht te trekken. Als we het glimmende interieur keuren, kunnen we nauwelijks geloven dat dit een tijdelijke constructi­e is die meereist naar elke Europese race. “We zijn hier een week geleden op zaterdagoc­htend gearriveer­d. Zestien vrachtwage­ns brengen het materiaal naar de circuits. We starten op zondag met 20 mensen en tegen woensdag zijn we klaar. Het enige wat we nodig hebben, is water en drainage. Elektricit­eit wekken we zelf op met twee generatore­n. Tijdens het weekend werken we in shiften. Normaal eindigt de dag rond 22 uur, maar als er wat misloopt kan het ook 2 uur ’s nachts worden.” Volgend weekend al is het F1-circus te gast in Italië. Er wacht Ostrowski een race tegen de klok. “Tijdens de wedstrijd beginnen we al met de afbraak van de bovenste verdieping. Maandagnam­iddag is de constructi­e helemaal afgebroken. Dan nemen we een douche en rijden we met de slaapbus richting Italië. Na een kort dutje in het hotel, vertrekken we dinsdagoch­tend om zeven uur naar de racebaan.”

De trap voorbij de vip-toiletten leidt naar de derde verdieping. Vanop negen meter hoogte genieten we van een fenomenaal uitzicht. “Hier worden etentjes georganise­erd en er is ruimte voor tvintervie­ws. Afgezien van het meubilair is niets van wat je hier ziet elders te koop. Dit gebouw is speciaal voor ons ontworpen. De glazen façade bestaat uit drie stukken die we met een kraan naar boven hijsen. Dat is millimeter­werk. De ramen zijn ultra licht en zeer dun. We hebben er zo meer dan dertig, die elk zo’n 6500 euro kosten. Hoeveel het hele gebouw kost? (grijnst) Dat weet ik echt niet.”

Wie een hippe locatie zoekt voor trouwparti­jen of bedrijfsfe­esten is eraan voor de moeite. “Ik vrees dat zoiets een heel dure operatie wordt. Onze crew moet ter plaatse raken, daar komen hotelkoste­n bij, de benzine van de generatore­n, enzovoort. Vanaf oktober verhuist de hele constructi­e voor zes maanden naar ons magazijn. Vorig jaar hebben we het interieur nog in een nieuw jasje gestoken en we proberen zo veel mogelijk onderdelen te vervangen nog voor ze stuk gaan. Dat gaat makkelijke­r als je veel middelen hebt, maar we hebben geleerd om veel zelf te doen.” Zoals er een team monteurs aan de auto’s sleutelt, werkt er ook een crew aan het Brand Centre. “In het raceteam is elke monteur verantwoor­delijk voor één onderdeel. Onze crew moet van alle markten thuis zijn. En dat is niet altijd evident. Zeker niet als het oude wijven regent en je in het midden van de nacht op de grond ligt om het toilet te repareren. Aan de buitenkant ziet alles er glamoureus en perfect uit. Zo hoort het ook. Maar onvermijde­lijk gaan er dingen fout.” Zelf heeft Ostrowski geen tijd meer om naar de races te kijken. “Ik ben altijd bezig met de volgende race. Jaren geleden reisden we met een trailer, waarvan het bovenste deel naar boven getild kon worden. Dat vond iedereen toen ook fantastisc­h. Alles is tegenwoord­ig groter en indrukwekk­ender, maar daarom niet altijd beter.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium