Waarom vrouwen op populistische partijen stemmen
Boze (bijna) kaalgeschoren mannen, gebalde vuisten in de lucht, met daartussen hier en daar een bijna verloren gelopen vrouw. Dat is het beeld dat we meekregen van de recente rellen in het Saksense Chemnitz, na een steekpartij waarbij een Syriër en een Irakees een Duitse man doodstaken. Ook de in extreemrechts gespecialiseerde politicoloog Cas Mudde stelde vast dat extreemrechtse bewegingen en bijeenkomsten ‘vooral aangedreven worden door mannen’.
Toch stemmen veel – en steeds meer – vrouwen ook op radicaal- en extreemrechtse partijen, stelt een gisteren verschenen studie van de Duitse, met de sociaaldemocratische SPD gelieerde, Friedrich Ebert Stiftung. De auteurs van de studie vragen zich vooral af waarom vrouwen zich steeds meer door dat populistische rechtse discours aangesproken voelen. Ze keken daarbij naar zes Europese landen: Duitsland, Frankrijk, Polen, Hongarije, Griekenland en Zweden.
Recente cijfers tonen aan dat nog altijd meer mannen dan vrouwen op dergelijke partijen stemmen. In Duitsland, bijvoorbeeld, is slechts 33 tot 42 procent van de stemmen voor de Alternative für Deutschland (AfD) afkomstig van vrouwen, als men alle federale en deelstaatverkiezingen bij elkaar neemt. Maar in absolute cijfers neemt het aantal radicaal-rechtse vrouwenstemmen wel toe. In 2013 koos bij de verkiezingen voor het federale parlement slechts 4 procent van de vrouwen voor de AfD, en 6 procent van de mannen. In 2017 was dat 9 procent van de vrouwen en 15 procent van de mannen. In Polen haalde en die van vorig jaar in Duitsland zijn veel studies gewijd aan de redenen waarom kiezers die zich de verliezers van de globalisering voelen, voor rechtse populisten kiezen. Zo bleek dat AfD-kiezers vaak bang zijn om sociaal uitgesloten te worden en de controle over hun leven te verliezen. En tot die groep behoren nu net veel vrouwen, schrijft Elisa Gutsche die de studie coördineerde. Vrouwen behoren vaak tot de kwetsbaarste sociale groepen: ze werken vaker in minder goed betaalde sectoren en in precaire jobs, worstelen met een tekort aan kinderopvang enz. Daarom voelen ook net zij zich vaak bedreigd door migranten en vluchtelingen: onder aan de sociale ladder wordt het hardst gevochten om een plek.
Veel van de rechtse partijen spelen daarop in door een beleid te voeren of voor te staan dat gericht is op het traditionele gezin. Maar dat is iets heel anders dan een genderbeleid, zegt Gutsche. Want tegelijk worden vrouwenrechten beknot, zoals de toegang tot anticonceptiva, tot abortus, en zelfs tot de arbeidsmarkt. De Poolse PiS, bijvoorbeeld, voert een beleid dat veel aandacht heeft voor de dagelijkse zorgen van de ‘gewone’ vrouw en moeder: gezinnen krijgen meer kindergeld vanaf het tweede kind, het minimumloon werd verhoogd en er kwam een strengere alimentatiewetgeving. Zelfs in het welvarende ‘sociale paradijs’ Zweden boeken de Zweden Democraten succes met het argument dat feministen in Zweden niet malen om het lot van ‘gewone’ vrouwen met laagbetaalde jobs of met kleine pensioentjes, maar dat ze zich alleen bekommeren om de problemen van hoogopgeleide vrouwen uit de middenklasse.