De gelukkigste leerling van ons land
DIEST - De Syrische Amina Bilal (18) geniet van elke minuut op de schoolbanken in Diest. Dat werd deze week duidelijk in ‘De Klas’ op Eén. “Naar school gaan is een droom”, zegt ze. Eén die ze had opgeborgen toen ze op haar elfde moest vluchten voor de bommen en op haar dertiende moest gaan werken in een textielfabriek. Tot ze in ons land erkend werd als vluchteling. “Mijn toekomst was weg. Nu durf ik weer te hopen.”
“Ik hou heel veel van school. Vijf jaar ben ik niet kunnen gaan. Ik was dertien en ik moest naar de fabriek om te werken.” Het werd stil toen Dina Tersago de leerlingen in het Eén-programma ‘De Klas’ vroeg of ze school soms tijdverlies vonden. De anderen vonden van wel, maar Amina stapt al twee jaar elke dag met een brede glimlach door de schoolpoort in Diest. Omdat ze nog altijd niet goed kan vatten hoe anders haar leven nu is tegenover vroeger.
Bloedrode straten
Haar laatste schooldag in Syrië herinnert ze zich nog goed. Ze was elf en het waren examens in Aleppo. “Plots hoorden we bommen en kogels. Alle kinderen moesten schuilen in een container. Onze woning was niet zo ver van school, dus ben ik met mijn kleine broer en zus naar buiten gelopen. Toen mijn vader thuiskwam, zijn we direct gevlucht. Voor onze ogen viel een bom op de moskee naast ons huis. De straten kleurden rood van het bloed. Overal smeekten mensen om hulp. Dat zijn beelden die ik graag zou vergeten. Maar het lukt niet.” Het gezin met zes kinderen vluchtte naar Afrin, niet ver van de Turkse grens. Daar was geen school. “Er was ook geen toekomst”, zegt Amina. Dus waagden ze lijf en leden om de grens over te steken, naar Istanboel. “Mijn vader had ons beloofd dat we daar weer naar school zouden kunnen. Maar toen we er doodmoe aankwamen, werd ik nog dezelfde dag afgezet aan een fabriek. Ik moest gaan werken, omdat we het leven in Istanboel anders niet konden betalen.” In de fabriek werden jeansbroeken gemaakt. Amina en haar zus moesten de overtollige draadjes wegknippen. “Iemand gaf ons een schaar. We spraken de taal niet, en de Turken wilden niets met ons te maken hebben omdat we Koerden zijn. Vanaf dat moment kon en mocht ik niet meer dromen. Mijn toekomst was weg.”
Onmenselijk
Tot haar vader met Amina en haar oudste zus in een gammel bootje de overtocht naar Griekenland waagde. Daarna reisden ze naar ons land. Hier werden ze erkend als vluchteling en vonden ze een woning in Scherpenheuvel. Een jaar later kon de rest van het gezin overkomen. Nog geen twee jaar later zit Amina in haar voorlaatste jaar kantoor en spreekt ze vlot Nederlands. “Ik was zo gelukkig dat ik naar school kón. Die eerste dag wilde ik niet meer naar huis, ik wilde er blijven slapen. Ik heb hard gewerkt om er te geraken. Om mijn verleden achter mij te laten ook, maar dat gaat niet lukken.”
Daarom wil Amina haar verhaal aan zoveel mogelijk mensen vertellen. “Want er zijn nog zoveel kinderen in mijn situatie. Ik herinner me een gesprek met een neefje van vijf in Aleppo, tijdens de bombardementen. Ik vroeg hem waarom hij niet bang was. Omdat ik weet dat ik zal doodgaan. Als het vandaag niet is, dan morgen, zei hij. Dat is onmenselijk.”