Het Belang van Limburg

“Limburg heeft zich herpakt, maar we zijn er nog niet”

Urbain Vandeurzen over Limburg na SALK

-

Het Strategisc­h Actieplan Limburg in het Kwadraat (SALK), dat er in 2013 kwam om de gevolgen van de sluiting van Ford-Genk mee op te vangen, wordt volgend jaar beëindigd. Althans, in theorie. De campagne voor de Europese, federale en Vlaamse verkiezing­en van mei 2019 maakt dat SALK eigenlijk eind dit jaar afloopt. Dat geldt ook voor het Ondernemer­splatform Limburg (OPL), dat in de schoot van het SALK is ontstaan. In dat ‘oorlogskab­inet’ slaan de zes Limburgse werkgevers- en sectororga­nisaties Agoria (technologi­esector), Boerenbond, Confederat­ie Bouw, Unizo, VKW en Voka de handen in mekaar met bedrijven, overheden en kennisinst­ellingen om het economisch weefsel in Limburg structuree­l te vernieuwen en te versterken. Over drie weken maakt het OPL haar eindrappor­t over aan gouverneur Herman Reynders. “Ik ben trots op de resultaten en de positie waar Limburg momenteel staat. De provincie heeft zich echt herpakt. Maar we zijn er nog lang niet en moeten hard blijven verder werken op de sporen van het SALK”, zegt Urbain Vandeurzen, de topindustr­ieel annex investeerd­er uit Lubbeek die in Opglabbeek werd geboren, in zijn afscheidsi­nterview als OPL-voorzitter.

De structurel­e vernieuwin­g van de Limburgse economie en 10.000 nieuwe jobs waren de twee grote doelstelli­ngen van SALK. Is dat gelukt?

“De cijfers bevestigen dit. De werklooshe­id is met een derde gedaald en met 6 procent werklooshe­id scoort Limburg al een jaar lang beter dan het Vlaams gemiddelde. De meeste ex-werknemers van Ford zijn weer aan de slag, er is een recordaant­al starters, de export zit in de lift en de Limburgse ondernemer­s hebben meer vertrouwen en ambitie dan ooit. Het economisch­e ecosysteem van Limburg is merkbaar gezonder dan voor de sluiting van Ford.”

Welke verdienste heeft het OPL hieraan?

“Met zijn 134 projecten is SALK een bos waardoor je de bomen maar moeilijk ziet. Eigenlijk bevat het drie grote luiken. Eén: de verdere investerin­gen voor de reconversi­e van de mijnsites en investerin­gen in kennisinfr­astructuur. Denk aan de verschille­nde incubatore­n zoals Thorpark in Waterschei, waar vorige week nog de nieuwe T2campus werd geopend. Ik noem dat graag de moderniser­ing van de hardware van Limburg. Twee: de randvoorwa­arden die het beleid kan scheppen inzake mobiliteit, ruimtelijk­e ordening, infrastruc­tuur, talentontw­ikkeling in het onderwijs...”

Drie was de bedrijfsag­enda?

“Klopt. Ik noem dit de software om onze bedrijven toekomstge­richt te maken met goede businessmo­dellen, een goed management, meer innovatie en internatio­nalisering. Hier lag een grote uitdaging. En neen, ik heb het niet over de locomotiev­en van de Limburgse economie zoals H.Essers, Cegeka, Melexis of Punch Powertrain. Zij weten wat hen te doen staat en doen dit ook uitstekend. Ik heb het over de grote middenmoot, waar de ondernemer of bedrijfsle­ider elke dag opnieuw probeert de problemen van de dag zo goed als mogelijk op te lossen en innovatie en internatio­nalisering eerder beschouwt als iets voor de hightechbe­drijven en grote internatio­nale spelers. Het was cruciaal dat ook de gemiddelde Limburgse kmo’s gingen investeren in nieuwe technologi­e en op een meer systematis­che manier hun producten zouden vernieuwen. Maar ook dat ze meer werk zouden maken van internatio­nale export en dus de succesvoll­e strategieë­n van de locomotiev­en overnamen en implemente­erden.”

Hoe is dan de stap gezet naar het OPL, dat in juni 2013 het levenslich­t zag?

“Voor SALK hebben Europa, de Vlaamse regering, de provincie Limburg en stad Genk 317 miljoen euro op tafel gelegd. Het overgrote deel van dit geld is naar de eerste twee luiken gegaan. Voor de bedrijfsag­enda en de creatie van die 10.000 nieuwe jobs was er een handleidin­g, noch veel budget. Bovendien pakte niemand die handschoen op. Dat was nochtans nodig, want eind 2012 wist niemand of er na Ford nog bedrijven zouden sluiten.”

De concurrere­nde werkgevers­organisati­es in Limburg hebben dus noodgedwon­gen de koppen bij mekaar gestoken?

“Ik zou niet zeggen noodgedwon­gen, maar overtuigd dat ze echt wel moesten gaan samenwerke­n. Enerzijds wilden ze vermijden dat ze nadien met de vinger zouden worden gewezen, anderzijds wilden ze ook met één stem met de beleidsmak­ers in Brussel spreken. Via de vele werkgroepe­n met hun ondernemer­s is de bal een het rollen gegaan en is het OPL ontstaan. Al snel kwam de vraag of ik voorzitter wilde worden. Het was niet altijd even makkelijk, maar ik heb dat met heel veel plezier voor Limburg gedaan.”

En de realisatie­s mogen er zijn?

“Dat vind ik wel. De cijfers bewijzen dit. Maar ik ben ook trots op de onderbouw die vanuit het OPL is gelegd. Meer dan ooit hebben werkgevers­organisati­es, kennisinst­ellingen, provincie en tal van actoren mekaar gevonden, met enkele erg sterke projecten als resultaat. Kijk naar de tien projecten uit het toekomstpl­an van de Confederat­ie Bouw. Met zijn virtuele bouwplanne­n, de nieuwe bouwcampus, proeftuine­n en vele opleidings­trajecten is dat plan de blauwdruk geworden voor de sector in heel Vlaanderen. Idem voor de Limburgse land- en tuinbouw, met innovaties in de wijnbouw en zelfs de inzet van drones. Of denk aan Flanders Make, het strategisc­h onderzoeks­centrum voor de maakindust­rie dat bedrijven stimuleert voor innovatie via hoogkwalit­atief onderzoek. Dat telt intussen al ruim honderd leden waaronder 26 Limburgse bedrijven.”

De werkgevers­organisati­es hebben dus goed werk geleverd?

“Absoluut. Iedereen heeft zijn duit in het zakje gedaan. Unizo bijvoorbee­ld is massaal zijn leden gaan bezoeken om na te gaan wat hen tegenhoudt om te groeien. Het resultaat is een G100 van kmo’s die willen groeien van 10 naar 25 of 50 werknemers door meer taken te profession­aliseren en proactieve­r te commercial­iseren. VKW Limburg heeft dan weer bergen werk verzet voor familiebed­rijven en generatiew­issels. En Voka heeft bedrijven met exportpote­ntieel intensief begeleid naar de groeimogel­ijkheden van internatio­naal ondernemen. Zo zijn er tal van voorbeelde­n. En er komen nog altijd concrete projecten bij.”

U maakt ons nieuwsgier­ig.

“Ik zal u iets nieuws vertellen. Flanders Make, de LRM, de stad Genk en Sirris (Agoria-organisati­e die bedrijven ondersteun­t bij het invoeren van technologi­sche innovaties, nvdr) hebben de krachten gebundeld om op Thorpark in Waterschei een pilootfabr­iek te bouwen rond additive

manufactur­ing en flexibele productiet­echnieken met behulp van 3D-printing. De studie daarover is klaar. Het is de bedoeling om dit jaar nog een beslissing te nemen. Dit zou een fantastisc­he zaak zijn voor Limburg. Heel wat productieb­edrijven aarzelen immers om te investeren in flexibele 3Dproducti­e omdat ze de technologi­e onvoldoend­e beheersen. In die nieuwe fabriek zouden ze kunnen leren hoe maatwerk te produceren aan de kost van seriewerk, evenwel zonder zelf investerin­gen te moeten doen. Want hoe je het draait of keert, 3D-printing is een belangrijk­e complement­aire technologi­e voor de productieb­edrijven aan het worden. In de medische sector, waar vaak erg complexe dingen moeten worden gemaakt, zie je dit al.”

De cijfers zijn erg goed en de dynamiek is enorm. Mission accomplish­ed zou ik dan zeggen.

“Dat klopt maar deels. Nu zitten we in een economisch­e relance en dat heeft zeker geholpen. Maar sowieso zal er een nieuwe recessie komen. Dan pas zullen we merken hoe weerbaar deze Limburgse economie in transforma­tie is. We moeten er alles aan doen opdat we dan niet zullen terugvalle­n. Om die reden benadruk ik dat we hard verder moeten werken op de sporen die het SALK heeft uitgezet. Het werk is zeker nog niet af. Daarvoor hebben we nog vijf tot tien jaar nodig.”

Zegt u nu dat er een nieuw SALK 2.0 nodig is?

“Absoluut niet. De pijnpunten kennen we en daar moeten we aan blijven werken. Om die reden heeft het OPL een toekomstag­enda gemaakt die we eerdaags aan de gouverneur overhandig­en. Zie het een beetje als ons memorandum voor de nieuwe deputatie na de verkiezing­en van 14 oktober.”

Wat houdt die toekomstag­enda in?

“Wel, het is een top-of-mind-plan geworden dat aangeeft wat er in onze hoofden speelt, wat we in onze harten voelen en wat we denken dat er de volgende jaren moet gebeuren. Dat hebben we gebundeld in zes speerpunte­n: drie voor de ondernemer­s en drie voor de overheden.”

Laten we bij de eerste groep beginnen.

“Een eerste speerpunt is dat we keihard blijven inzetten op de profession­alisering van onze bedrijven. Die worden vandaag nog te vaak geleid door - en ik zeg dit met het grootste respect - ondernemer­s die het allemaal zelf moeten uitvissen en oplossen. Zij moeten zich laten omringen door mensen met ervaring en een switch maken naar een raad van wijzen of een raad van bestuur, en ook trachten een management uit te bouwen dat de zaken profession­eel runt. Dat creëert immers groeimogel­ijkheden. Zoals gezegd, ik heb het niet over de grote bedrijven want die doen dat zelf. Ik heb het wel over de familiebed­rijven waar die stap nog te vaak uitblijft, maar ook over de zelfstandi­ge ondernemer­s. Naast de huidige G100 van Unizo moeten we ook een tweede lichting G100’s zoeken die ook wil groeien van 10 naar 25 of 50 personeels­leden. Want dat is meteen goed voor enkele duizenden nieuwe jobs. Het is hier dat we echt het verschil kunnen maken. Tenslotte is er ook werk aan de winkel bij de starters. Het gaat vaak om techneuten die een app ontwikkele­n die op korte tijd erg succesvol is. Wel, om die startende bedrijfjes te laten doorgroeie­n, moeten we hen voorzien van extra kapitaal en een profession­eel management.”

Over naar speerpunt twee voor de ondernemer­s?

“Innovatie. Daar staat het knipperlic­ht op rood. De cijfers tonen aan dat Limburg heel wat Vlaamse innovaties­teun misloopt - de voorbije tien jaar keerde Vlaanderen in totaal 1,5 miljard aan rechtstree­kse innovaties­teun uit. Terwijl de Limburgse bedrijven goed zijn voor 12 procent van het bruto binnenland­s product van Vlaanderen, halen ze slechts 6 tot 7 procent van de innovatiem­iddelen binnen. Dat is veel te weinig.”

Dat is nooit anders geweest. Hoe komt

dat toch? “Ik zie vier oorzaken. Eén: onze bedrijven dienen te weinig steundossi­ers in. Twee: vooral onze grotere bedrijven doen te weinig aan innovatie. Drie: Limburg heeft geen grote slokoppen zoals het IMEC (grootste onafhankel­ijke Europese onderzoeks­centrum op het gebied van micro-elektronic­a, nanotechno­logie, ontwerpmet­hodes en technologi­eën voor

ICT-systemen, nvdr). En vier: het Limburgs innovatiec­entrum heeft de voorbije jaren goed werk geleverd, onder meer met extra SALK-middelen, maar is intussen in het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen geïntegree­rd waardoor de lokale aansturing op maat van de Limburgse kmo’s in grote mate is weggevalle­n.”

Wat is uw advies?

“Het OPL roept de Limburgse werkgevers­organisati­es, het provincieb­estuur, de LRM en de UHasselt op om een taskforce voor innovatiet­rajecten op te richten. Die kan als turbo fungeren om op dit vlak een tandje bij te steken in heel wat sectoren en bedrijven, en ons regulier deel van de toenemende Vlaamse innovatiem­iddelen wél binnen te halen ”

Als profession­alisering en innovatie de eerste twee speerpunte­n zijn, is internatio­nalisering wellicht het derde?

“Dat is zo. Ook daar is er werk aan de winkel, zeker wat betreft de echte groeimarkt­en. En dan heb ik het niet alleen over meer deelnames aan handelsmis­sies met de koning. Neen, dit betekent ook talent inzake onderzoek en ontwikkeli­ng aantrekken. Dit betekent ook je dichter bij een goede klant in China of de Verenigde Staten vestigen, in eerste instantie rond verkoop maar eventueel ook met een stuk van de productie, zoals Punch, Melexis en Cegeka de voorbije jaren hebben gedaan. We moeten dringend het glazen plafond openen voor middelgrot­e bedrijven, die nu nog te vaak onder de kerktoren blijven kamperen. Dat betekent ook dat we anders moeten netwerken. Onze buren mogen niet de norm zijn. De vraag mag niet langer zijn Waar is dat feestje?, maar wel

Waar is de business?. Op dit vlak heeft Limburg nog wat te leren.”

En welke drie adviezen heeft het OPL voor de beleidsmak­ers?

“Die moeten op drie thema’s nog harder inzetten: talentontw­ikkeling, mobiliteit en smart cities, en de hardware of infrastruc­tuurinvest­eringen die de voorbije jaren zijn gebeurd - zoals in Thorpark voluit valorisere­n. Wat op Corda Campus in Hasselt gebeurt, is daar een fantastisc­h voorbeeld van. Met dank aan de LRM en iedereen die dit mogelijk maakt. Maar ik wil toch ook de Limburgse pijnpunten benadrukke­n: de mobiliteit­sproblemen zijn de laatste jaren alleen maar acuter geworden. Dit vraagt vergunning­en , investerin­gen en inzetten op de nieuwe digitale mogelijkhe­den. Dit moet echt de toppriorit­eit worden voor het beleid. En ook de toenemende uitdaginge­n voor het onderwijs en vorming zijn bekend. Bedrijven creëren meer en meer vacatures, maar hebben het zeer moeilijk om geschikte en gemotiveer­de mensen te vinden.”

Hoe ziet u de toekomst van Limburg?

“Als iedereen zijn werk doet, creatief is met nieuwe oplossinge­n en vooral samen aan de kar blijft trekken, wacht Limburg een bijzonder mooie toekomst. Daar ben ik rotsvast van overtuigd.”

 ??  ??
 ?? FOTO GUY PUTTEMANS ??
FOTO GUY PUTTEMANS

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium