“En er vallen doden aan het einde.”
niet. Maar ik vind het wel een heel mooie streek.”
Ben je een wandelaar?
“Nee. Ik zou het vaker moeten doen, maar een aantal jaren geleden heb ik een knieoperatie ondergaan, meniscus verwijderd. Daardoor lukt het stappen over lange afstand me niet zo goed, maar dat is niet de reden waarom ik nu een wandelstok gebruik. Ik vind het gewoon mooi, zo’n stok. Op de fiets heb ik niet de minste last. Gelukkig maar, want ik ben er bijna aan verslaafd. Tijdens het fietsen kom ik ook tot rust.”
Is het omwille van die rust dat je in 2002 van Antwerpen naar een bosrijke omgeving verhuisde?
“Precies. Deze plek biedt me de mogelijkheid tot contemplatie. Hier kan ik de batterijen opladen om een publiek leven vol te houden. Ik ben altijd graag alleen geweest, maar noem me geen eenzaat. Er wordt wel eens geschreven dat ik als een kluizenaar leef. Sommige mensen denken dat ik in de wildernis of op een vreemde planeet vertoef, maar dat is niet zo. Ik ben geen holbewoner. Ik heb vrienden en ga af en toe iets eten. Of een pintje drinken in het dorp.”
Doe je hier ook inspiratie op voor nieuwe nummers?
“Om te schrijven, ga ik meestal drie à vier weken met mijn fiets en gitaar naar het buitenland, ergens afgezonderd in de bergen. Doorgaans kom ik terug met vier à vijf liedjes, maar de ideeën ontstaan hier. Ik moet niet van huis om luciditeit te ervaren.”
Je schrijft over gebroken harten, eenzaamheid en andere malheuren van het leven. Is dat geen zelfkwelling?
“In de psychologie onderscheidt men vier menstypes: het sanguinische, het cholerische, het flegmatische en het melancholische type (energiek, opvliegend, koel en traag, zwaartillend, red.). Ik behoor overduidelijk tot de vierde categorie. Dat is mijn aard, ik kan daar niets aan doen. Dat geeft me goede en slechte dagen, maar om over de vreugde en de pijn van het leven te schrijven, moet je wel een melancholicus zijn. Die ingesteldheid is een noodzakelijke voorwaarde om romantische kunst te beoefenen. Zo noem ik mijn oeuvre: romantisch.