MENSEN VAN BELANG
Dominique Deruddere
len. Vijf jaar geleden vertelde je me dat je nog hooguit twintig jaar wilde doorgaan.
“Ik zou echt content zijn als ik op mijn vijfenzeventigste nog films mocht maken, maar het kopke moet meekunnen. Nu gaat al mijn focus naar ‘The Chapel’. Ik ben ervan overtuigd dat het mijn beste film ooit zal worden. Als je daar niet van overtuigd bent, hoef je er zelfs niet aan te beginnen, vind ik. Ik probeer wel niet te denken aan wie er straks naar zal komen kijken. Als ik dat doe, blokkeer ik. En ik wil ook niet naar een publiek toewerken. Erik Van Looy kan dat soms wel, en Jan Verheyen doet het per definitie, maar voor mij werkt het niet. Het enige wat ik kan, is een film maken zoals ik denk dat hij gemaakt moet worden, en dan maar hopen dat er veel volk naar komt kijken. Neem nu ‘Hoop Doet Leven’: een meer commercieel ingestelde regisseur had er misschien een klassieke documentaire van gemaakt...”
Toch blij dat het dat niet geworden is. (snel) “Ik ook! En Will gelukkig ook.”
Je hebt iets gemeen met hem: hij is bescheiden en denkt dat de culturo’s op hem neerkijken. En jij zegt: “Ik maak geen hoogdravende films.”
“Ik denk dat ik films maak die naar het hart gaan, en niet zozeer naar the brain. Waarmee ik niet wil zeggen dat het domme films zijn, maar cerebraal kan je ze nu ook weer niet noemen en bovendien schuw ik de emotie niet in mijn werk. Een pseudo-intellectueel zegt ‘fuck it’ vanaf het moment dat hij emotie ziet. In dat opzicht zijn er inderdaad overeenkomsten met het werk van Will, want zijn liedjes gaan ook naar het hart.”
Wat dacht je toen je tijdens het maken van ‘Hoop Doet Leven’ die vergeelde jaren zestig en zeventig zag voorbijkomen?
“Ik ben vatbaar voor melancholie, al wil ik niet die oude lul zijn die zegt dat het vroeger beter was. Maar geef toe, het was toen toch... ánders? Zie jij nu nog iemand picknicken in de berm van de autostrade? Ik ben ondertussen 61. Er zijn mensen die zeggen dat ze oud worden interessant vinden, maar ik vind er geen zak aan. Je voelt dat je fysieke mogelijkheden afnemen. Daar staat dan wel weer meer levenservaring tegenover, maar dat kan ook saai zijn. Daarom probeer ik die jeugdige wildheid soms kunstmatig op te wekken. Door niet aan de zakelijke kant van de film of de bankability (hoeveel hij of zij opbrengt, nvdr.) van een acteur te denken. Wat, zeker in Hollywood, niet evident is, want daar is de
bankability het enige dat telt.”
Hollywood lijkt me een vreemde wereld voor een nuchter man uit Leopoldsburg.
“Ik ben elf jaar geleden naar daar vertrokken om ‘Comeback’ te draaien. Met Kris Kristofferson, William H. Macy en Ashley Judd in een verhaal van een uitgerangeerde muzikant die zijn carrière weer op de rails wil krijgen. Lijkt erg op ‘Crazy Heart’, met Jeff Bridges. Omdat die film sneller van de grond kwam, sukkelde ‘Comeback’ de vergetelheid in.”
In Hollywood weet je blijkbaar nooit waar je aan toe bent.
“Zo ben ik ooit twee keer uitgenodigd op het kantoor van Harvey Weinstein. Het zat daar vol met mooie vrouwen. (lacht) Weinstein wilde me zien omdat hij ‘Iedereen Beroemd’ goed vond. Zoals het cliché het wil verwelkomde hij me met een sigaar in de mond. ‘Sit down’, zei hij terwijl iets tussen zijn paperassen aan het zoeken was. Er volgde een nietszeggend gesprek met veel superlatieven, en toen ik alweer met deurklink in de hand stond, vroeg hij: ‘Welke films heb je nog zoal gedaan?’ Ik zei dat ik ‘Crazy Love’ gemaakt had, en Weinstein werd wild: ‘You also did ‘Crazy Love’!? Get
your ass over here! Sit down!’ Hij nam zijn telefoon en trommelde meteen drie lakeien op: ‘In my office!’ Een minuut later zaten ze
klaar met een blocnote in de aanslag. ‘This is Dominique. He’s the director of ‘Crazy Love’. Why didn’t you tell me? He’s great, he’s fantastic! We’re gonna sign that guy! Make him sign!’ Weinstein vertrok en ik bleef achter met drie verbouwereerde lakeien en hun ongebruikte blocnotes. ‘Are you
ready to sign?’, vroegen ze. Waarop ik: ‘Sign What?’ Hun antwoord: ‘We don’t know.’
(lacht luid) Ook dat is Hollywood.”
Je kan er maar beter niet te goedgelovig zijn, lijkt me.
“Sean Penn wilde ook met mij werken, dat liet hij me weten op de Amerikaanse première van ‘Crazy Love’, waar hij samen met zijn toenmalige echtgenote Madonna naartoe was gekomen. Madonna had trouwens een oogje op Michael Pas, maar dat terzijde. (lacht) Het was een speciaal moment: Penn had in de bak gezeten omdat hij iemand op zijn gezicht had getoekt. Het was zijn eerste uitstap sinds zijn vrijlating. Daar zat ik dan, aan een tafeltje met Charles Bukowski, Sean Penn en Madonna. Mensen kwamen Madonna voortdurend om een handtekening vragen. En Sean, Charles en ik maar zuipen.” (lacht)
Niet slecht voor iemand die zijn eerste jaar op de filmschool moest overdoen.
“Ja, dat dacht ik toen ook. Niet lang daarna ben ik begonnen aan ‘Wait Until Spring Bandini’, met Francis Ford Coppola als executive producer. Een kennis zei me: ‘Besef je wel wat er allemaal aan het gebeuren is?’ Maar ik besefte niets, vond het allemaal doodnormaal. Wat niet betekende dat ik naast mijn schoenen liep, want ik wist dat geluk altijd een grote rol speelt.”
Wanneer kom je terug?
“Voorgoed? Dat zit er voorlopig niet in, want de kinderen hebben het te zeer naar hun zin in Los Angeles. Maar nu mijn vrouw en ik weer in het land zijn voor de promotie van ‘Hoop Doet Leven’ betrappen we onszelf erop dat we naar appartementen in Brussel aan het zoeken zijn. Ik zie het gebeuren dat we hier weer iets kopen, zodat we gedeeltelijk hier en in de States kunnen gaan wonen. Zou handig zijn voor volgend jaar, als we ‘The Chapel’ gaan draaien.”